Hoe de Amsterdamse trams 48.000 Joden deporteerden
Interview met documentairemaker Willy Lindwer
(Tevens StamCafé)
door Arthur van Amerongen
Vorige week vond de filmpremière en de boekpresentatie van Verdwenen Stad plaats, in theater Tuschinski in Amsterdam. Het samenwerkingsproject van documentairemaker Willy Lindwer en schrijver Guus Luijters onthulde drieëntwintig nooit eerder gepubliceerde facturen die het GVB naar de nazibezetter stuurde voor de deportatie van de Amsterdamse Joden. Lindwer en Luijters reisden door de stad met de originele tram die de Joden deporteerde en spraken met de laatste overlevenden die zijn afgevoerd met de tram vanaf ‘schuldige plekken’. Het waren geen gewone reguliere tramritten, maar speciaal door de nazi-bezetter ingehuurde tramstellen, die bewaakt werden door Nederlandse politie en met karabijnen bewapende mannen van de Ordnungspolizei, de Grüne Polizei.
Lindwer: “Guus ken ik uit mijn tijd op de filmacademie. Hij zat daar niet op, maar zijn toenmalige vrouw Olga Madsen wel. Ik heb al eerder met hem samengewerkt na zijn boek In memoriam. De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen uit 1942-1945 uitkwam. Samen met Luijters maakte ik een documentaire over dat onderwerp. Het NIOD kreeg vijf jaar geleden opdracht van burgemeester Halsema, net nadat ze aangetreden was, om een onderzoek te doen naar de rol van het GVB in de oorlog. Dat was op verzoek van advocaat Herman Loonstein. De Nederlandse Spoorwegen hadden al eerder erkend dat ze Joden hadden gedeporteerd en betaalde 43 miljoen euro aan overlevenden en nabestaanden van de Holocaust. Dat was grotendeels dankzij Salo Muller. Niemand had het GVB ooit onderzocht, daarom vroeg Loonstein om een onderzoek. Het GVB heeft toen gezegd: “Wij doen alleen mee met een onderzoek als alle gemeentelijke instellingen worden onderzocht.” Ik dacht: “Ja, de gemeentereinigingsdienst heeft zeker ook Joden weggebracht...” Nee dus, het was vooral het GVB. Over de “schuldige” tram is eigenlijk nooit iets opgeschreven. Behalve twee regels van historicus Jacques Presser, en ik geloof dat Loe de Jong er een regel aan wijdt. Ze hebben het over lijn 8. Ik ging met mijn voorstel voor de documentaire naar het NIOD, dat al begonnen was met het onderzoek. Hinke Piersma -inmiddels hoofdonderzoeker - van het NIOD, was aanvankelijk enthousiast, maar de uitkomst van hun onderzoek wordt pas over een jaar gepubliceerd. “Daar ga ik niet op wachten,” zei ik, “wij maken ons project af.” Piersma had wellicht het gevoel dat ik haar project wilde kapen en wilde geen medewerking geven. Vervolgens namen ik en Luijters contact op met Johannes Houwink ten Cate van het NIOD, met wie ik al vijfendertig jaar lang samenwerk. Hij is inmiddels gepensioneerd. Johannes liet ons die drieëntwintig rekeningen zien. Die kopieën lagen gewoon in het archief, maar niemand had ze ooit gezien. En die rekeningen laten dus precies zien waar ze Joden hebben opgehaald, hoeveel tramstellen erin gezet zijn (900), en dat gaat drieëntwintig maanden zo door. Het GVB heeft dus van A tot Z gecollaboreerd en de deportatie van 48.000 Joden naar treinstations mogelijk gemaakt. De laatste rekening is van 8 augustus 1944, de dag dat Anne Frank en haar familie op de tram gingen. En voor die rit is 80 gulden in rekening gebracht. Het GVB schakelde na de bevrijding het Gemeentelijk Incassobureau in, om de nog onbetaalde rekening voor het transport van de familie Frank alsnog betaald te krijgen. Ze moesten en zouden dat geld hebben. Ze wisten in 1947 kennelijk nog niet dat er 6 miljoen Joden vermoord waren. Ze wisten zeker ook niet dat de Joden die met hun trams werden weggevoerd, nooit meer terugkwamen. Nee, dat wisten ze allemaal niet...
Op het moment dat Joden de tram in werden gedreven, zaten ze gevangen. De trams werden rijdende gevangenissen, bestuurd door Amsterdamse trambestuurders. Zo werden gewone, alledaagse mensen betrokken bij die uitvoering van het plan om alle Joden te vermoorden. Dat alle mogelijke Amsterdamse ambtenaren onder het bewind van die foute burgemeester Voûte betrokken waren bij de deportaties was natuurlijk bekend. Het GVB leverde gewoon wat gevraagd werd. Het bedrijf was noodlijdend in de oorlog en de Jodentransporten waren voor hen een win-win situatie. Hoe meer trams ze leverden, hoe meer rekeningen ze konden sturen. Als je het hebt over 48.000 joden - zoveel zijn er met de tram gedeporteerd - heb je het over bijna de helft van alle Nederlandse joden. Als mijn ouders in 1942 niet op tijd uit Amsterdam waren gevlucht, had ik nu niet met jou gepraat. Het GVB heeft nooit excuses aangeboden aan de Joodse gemeenschap, nu moeten ze met de billen bloot. Er zijn inmiddels gesprekken gaande tussen het Centraal Joods Overleg, het GVB en burgemeester Halsema. Hoe bereken je het bedrag dat het GVB moet betalen aan de slachtoffers, nabestaanden en fondsen? Alles ging via groepsinkoop. Welnu, er zijn 900 trams besteld in die twee jaar en in elke tram pasten 70 tot 100 mensen. Ik heb tegen het Centraal Joods Overleg gezegd dat je niet moet rekenen aan de hand van die drieëntwintig facturen, want dat gaat enkel over tramstellen. Je moet het aantal mensen die in die tramstellen zaten uitrekenen. Maar het is luguber om een prijs per Jood vast te stellen. Het GVB moet daarom gewoon een fatsoenlijk bedrag betalen aan de Joodse gemeenschap en aan fondsen die antisemitisme bestrijden.
Mijn enige zorg is dat die islamitische kinderen in Amsterdam-West mijn film en andere films over antisemitisme niet willen zien. Die roepen alleen maar: ‘Alle Joden opgerot en Palestina vrij!’ en lachen je uit als je over de Holocaust begint.”
Schuldige plekken
Lindwer: “Guus Luijters ontdekte een ander fenomeen: de schuldige plekken in Amsterdam, een term die ooit bedacht werd door Armando. Er zijn twee beruchte schuldige plekken: Eén is natuurlijk die halte Beethovenstraat, waar vanuit de Euterpestraat 18.000 Joden direct naar het Centraal Station zijn afgevoerd. Die hebben nooit de Hollandsche Schouwburg gezien, hoewel in ons collectieve geheugen is gegrift dat alle Joden in Amsterdam via de Hollandsche Schouwburg zijn gedeporteerd. Een andere schuldige plek is het Daniël Willinkplein, dat nu het Victorieplein heet. Voor de wolkenkrabber zijn 5000 Joden afgevoerd met de tram. Maar er staat helemaal niets, geen monument, niets… je kunt er gewoon voorbij lopen. En niemand weet wat zich daar ooit heeft afgespeeld. Daarom willen Guus en ik dat er bij die schuldige plekken bordjes komen. En ik wil ook dat er geld komt voor een groot educatief project, voor al die kinderen die roepen dat de holocaust niet heeft bestaan. Wat mij betreft mag ook de naam GVB van de trams verwijdert worden, die naam is op 1 januari 1943 door de nazi’s bedacht.
Lindwer (Amsterdam 1946) maakte in een periode van ruim een halve eeuw vele documentaires, waaronder vijfentwintig over de shoah. Hij beschouwt Verdwenen Stad als zijn definitieve werk over dit onderwerp. Op de Filmacademie (waarop hij zat van 1967 tot 1971) in Amsterdam maakte hij zijn eerste film over de rol van de Nederlandse politie tijdens de bezetting. Hij verwierf internationale erkenning met De Laatste Zeven Maanden van Anne Frank, waarvoor hij in 1988 een Emmy Award kreeg. In eigen land werd zijn film Kind in Twee Werelden over Joodse oorlogspleegkinderen in 1993 bekroond met een Gouden Kalf. In 2010 werd hij Koninklijk onderscheiden en benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau voor zijn gehele filmoeuvre, in het bijzonder over zijn films over de Shoah. Het juryrapport vermeldde: “U wilt dat het publiek de werkelijkheid onder ogen ziet om van daaruit te werken aan een betere wereld, waarin mensenrechten worden gerespecteerd”.
Lindwer: “Ik heb me sinds de Filmacademie beziggehouden met de grote lijnen; Anne Frank, Westerbork, de concentratiekampen, de Joodse oorlogspleegkinderen, de Joodse Raad, de Wannsee-conferentie, het getto van Warschau, Simon Wiesenthal. Dit is mijn vijfentwintigste documentaire. Ik was bij de opening van het Holocaustmuseum in de Portugese synagoge, het geschreeuw van de demonstranten was goed te horen. Onvoorstelbaar, dat de driehoek dat tuig zo dicht bij synagoge heeft laten komen. Ze hadden die gasten gewoon 500 meter of een kilometer verderop achter die dranghekken moeten zetten. Het is een absolute schande dat zoiets gebeurt, met medeweten van de driehoek.”
In 1998 woonde ik in Tel Aviv de première van documentaire ‘Warrior Yitzhak Rabin Peacemaker’ van Willy Lindwer bij.
Lindwer vertelde me toen: “Ik was in Jeruzalem toen Rabin werd vermoord. Ik kon het niet geloven, verkeerde in een shock. Ik was net bezig met een documentaire over Jeruzalem, met moslims, christenen en joden. Er hing een opgewekte sfeer in Israël, iedereen geloofde in een vreedzame oplossing. Ik heb zelf in de zionistische jeugdbeweging gezeten, ben altijd erg betrokken geweest bij Israël. Rabin symboliseert voor mij de geschiedenis en het drama van Israël. Hij wist dat er een einde moest komen aan de paranoia van dit land, wist dat je niet langer twee miljoen Palestijnen kon blijven onderdrukken. Hij was een “Mensch”. Ik moet toegeven dat ik tijdens het draaien van de documentaire bijna verliefd op hem ben geworden. Ik was op een gegeven moment niet meer objectief. Toch voel ik kritiek. Ik denk dat hij te snel beslissingen heeft genomen. Peres vertelde mij dat Rabin de hele Golan wilde teruggeven aan Syrië, in ruil voor vrede. Ik weet niet of dat slim was geweest. Rabin heeft veel betekend voor Israël. Hij heeft er persoonlijk voor gezorgd dat de banden met Amerika werden aangehaald. Tot de Zesdaagse Oorlog in 1967 was Israël vooral gericht op Frankrijk. De meeste wapens en vliegtuigen waren van Franse makelij. Rabin heeft, toen hij ambassadeur was in Washington, ervoor gezorgd dat Israël zich meer op de Verenigde Staten ging richten. Rabin sprak nauwelijks Engels toen hij in Washington aankwam, kon zich nauwelijks uitdrukken. Hij was toen nog een lompe, stugge Israeli. Toen hij tijdens de intifada minister van Defensie was, zou hij hebben gezegd dat ze de botten van de Palestijnen moesten breken. Ik heb die opmerking nergens kunnen terugvinden. In mijn documentaire bezoekt Lea Rabin voor het eerst in haar leven Yasser Arafat in Gaza. Dat was een historisch en uiterst ontroerend moment. Arafat was een en al lof over Rabin. Rabin heeft ervoor gezorgd dat Arafat, die tot dan een van de grootste vijanden van het Joodse volk was, internationaal respect heeft gekregen en nu een internationaal staatsman is. Maar tijdens hun eerste ontmoeting na de ondertekening van de Oslo-akkoorden in Washington zijn ze bijna met elkaar op de vuist gegaan. Ze bevonden zich op de grensovergang tussen Israël en Gaza en hadden een ernstig meningsverschil over de akkoorden. Ze wilden elkaar echt te lijf gaan. Rabin wilde ook helemaal niet naar Washington. Hij was een twijfelaar. Clinton heeft hem ervan overtuigd dat hij moest gaan, want wat zou een vrede zonder hem zijn geweest? Aanvankelijk zou Peres gaan, als minister van Buitenlandse Zaken. Die wist tot het laatste moment niet dat Rabin naar Amerika zou gaan. Rabin’s motto was: “Je kunt geen vrede maken met je vrienden, alleen met je vijanden.” Rabin heeft de hele wereld laten zien dat Israël een land is dat met harde hand oorlog kan voeren en óók vrede kan sluiten. Rabin is de verpersoonlijking van wat Israël zou moeten zijn, van het respect dat het land verdient. Pas toen hij stierf, begreep men welke betekenis hij heeft gehad voor de geschiedenis.”
Lindwer woont deels in Amsterdam en deels in Jeruzalem. Hoe ziet hij de toestand in Israël nu, is er nog hoop op een soort van vrede met de Palestijnen, hoe beziet hij de toekomst van Joden in Amsterdam. De tijden van Arafat en Rabin lijken verder weg dan ooit.
Lindwer: “Ik zie de toekomst somber in. De toename van extreem moslim geweld, Hamas, Islamitische Jihad, IS, Hezbollah, Houthies en zo meer, en bovenal Iran, voorspellen weing goeds. Israël vecht een frontlinie strijd voor Europa en de wereld. Weinigen beseffen dat.”
Reaguursels
Dit wil je ook lezen
LIVE. Raad vs Halsema over Jodenjacht
Verantwoording: afleggen
Feynman en/of Feiten – Dit ooit weer
Terwijl wij Theo en joden herdenken, gingen "jongeren" herhalen