Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (42)
Tevens: Stamcafé
Donderdag 19 oktober
Den reaguurder heil!
Dat ik dat nog mag meemaken: GeenStijl is salonfähig geworden. Ik ben dus op het juiste moment overgestapt van de Volkskrant naar GS. De stuitende pro-Hamas berichtgevingen van vrijwel alle krantjes van de Belgen (op de Telegraaf na) geven mij met terugwerkende kracht gelijk.
Van de week keek ik heel even naar NPO Plus en ik schrok me een hoedje: alle programma’s waren furieus anti-Israël: van het Jeugdjournaal, EenVandaag, het Grote Demente Bejaarden Journaal tot Op1.
Het zal me niks verbazen als het Sinterklaasjournaal straks ook nog wat antisemitische bagger gaat strooien, want je kan die blanke kinderzieltjes immers niet vroeg genoeg waarschuwen voor het zionistische monster. Wellicht kan Erik van Muiswinkel een hele aardige Ewige Jude neerzetten, die door de schoorsteen ploft en brult: “Alle pepernoten inleveren bij oom Abraham, rotkindertjes!” En misschien aansluitend die hele leuke kinderfilm draaien van Walt Disney: Donald Duck in Nutzi Land, gevolgd door een vrolijke uitzending van Hamas Telekids.
Ik hoorde van hogerhand dat er als gevolg van het algehele gejubel over GeenStijl - als zo’n beetje de enige objectieve en vooral snelle nieuwsbron inzake de oorlog tussen Hamas en Israël - honderden nieuwe premium-leden zijn bijgekomen en dat er lekker gul gedoneerd wordt.
Ik ben benieuwd wat de invloed van de nieuwe rekruten in het roze leger zal zijn op de comments. Bij GS doen ze niet aan lezersonderzoek. Kijk: het gros van de lezers van GeenStijl reageert nooit. De zwijgende meerderheid dus. Tijdens een signeersessie voor Safari Eurabia kwam ik er een aantal tegen: fatsoenlijke, hoogopgeleide, nijvere jongens in de kracht van hun leven.
Qua reaguurders zijn er natuurlijk de pubertjes die nog bij mama thuis wonen en bij het zien van een tekst van meer dan vijftig woorden heel stoer brullen: “Veel te lang, niet gelezen!" Wolla, alsof laaggeletterdheid cool is. Die lawaaipapegaaien verdwijnen mettertijd, soms omdat ze gecorrigeerd worden door wijze oude reaguurders, maar ik denk dat ze zelf op een gegeven moment beseffen dat er geen eer te behalen valt in het wapengekletter der woordenstrijd.
Tijdens het feestje van de redactie in de Algarve, vanwege het 20-jarig bestaan, sprak ik langdurig met de man die de reaguursels modereert (GU-red). Een leerzaam gesprek, dat een aardig kijkje in de keuken gaf. Hij heeft een fulltime baan en doet GS er naast. Er zijn gevallen bekend van reaguurders die het heel erg bont hadden gemaakt, een ban kregen en vervolgens huiliehuilie deden bij de redactie. Zo erg vonden die knaapjes het dat ze niet meer bij de grote warme GS-familie mochten aanschuiven. Overigens houden de redactieleden de boel ook zelf in de gaten, want der Feind schaut mit en voor je het weet heb je een nare klacht aan je broek hangen.
Er is een pelotonnetje aspirant-schrijvers, die door gezwollen taalgebruik in ellenlange epistels en filippica's vol Harrymulischesque filosofietjes indruk denken te maken, maar die worden in de regel genegeerd. Regelmatig zie ik goede, houtsnijdende bijdragen van hardwerkende expats die net als ik, Nijman en Spartacus het zinkende schip der Nederlanden hebben verlaten en smakelijk kunnen lachen om het tragische moederland.
En dan is er een flinke bovenlaag van academici die zinnige commentaren geeft, vaak onderbouwd met linkjes. Ik leer daar veel van, en regelmatig verwerk ik die info in mijn stukjes. Qua politieke voorkeuren van de reaguurders denk ik dat het merendeel in de hoek van Wilders, Caroline van der Plas en Pieter Omtzigt zit, met een toefje JA21 (Annabel dan, niet die bril) en wat VVD. En daar hebben we meteen de ideale regering. Zolang we het monster Frenske met en zijn Sturmabteilung van Sabine Schutzstaffel Scharwachter en Pol Pot Rosenmöller maar buiten het torentje houden.
En dan zijn er nog de gezellige reaguurders die voor een huiselijke sfeer zorgen, fijne plaatjes draaien en in begrijpelijke taal kommuniseren over alledaagse ditjes en datjes. Van de moderator begreep ik dat er behoorlijk veel vrouwelijke reaguurders zijn. Ik ben daar een beetje huiverig voor, want één keer was er een juffrouw met een prachtige naam en ik had vervolgens met haar afgesproken in de stationsrestauratie van Lelystad. Toen ik daar met een bosje bloemen kwam aankakken, bleek het een homofiele Nigeriaan van 200 kilo te zijn die door mij gevuist wilde worden in een bad vol pindakaas en chocomel!
Trap er niet in, vrienden!
Enfin. Ik ben verworden tot de mascotte van GeenStijl - ik word 4 november a.s. verdorie nog an toe vierenzestig - maar dat is niet van de ene op de andere dag gebeurd. Dit schreef ik reeds in 2018, ver voordat GeenStijl salonfähig en bon ton was bij de goegemeente:
Sinds jaar en dag begin ik de dag met GeenStijl, de Mediacourant en Pornhamster. Daarna verschoon ik mij en nuttig ik het traditionele 'Portugese liquid breakfast. Pas dan ben ik klaar voor het zware werk: Correio da Manhã, Le Monde, Die Welt, El País, The Financial Times&The Daily Mail. Noem mij gerust snob, maar als ik in Nederland zou wonen en GeenStijl een dodebomendagblad was, zou ik geen enkele schroom hebben om daar mee te pronken in de Eerste Klas van de Nederlandse Spoorwegen. GeenStijl heeft namelijk mijn leven gered. Ik was Exil-Autor in Paraguay en kreeg nauwelijks nog opdrachten van de burgerlijke vaderlandse media. Mijn pageturner ‘Brussel - Eurabia’ had mij in de hoek van extreem-rechts geplaatst. Mijn naam was besmet. Inmiddels word ik de Profeet van Molenbeek genoemd, maar ik voel nog steeds de pijn. GeenStijl was een van de weinige media die ‘Brussel - Eurabia’ enthousiast ontving. Van het een komt het ander en ik maakte met mijn boezemvriend Rob Muntz een twaalfdelige fotostrip in Paraguay. Die is nog steeds te vinden in het digitale archief van GS. Enerzijds joegen wij op nazi’s, anderszijds was Muntz voor het programma Spoorloos op zoek naar zijn vader Wolfgang die op mysterieuze Nederland - vermoedelijk via de Vaticaan-route - verliet in het voorjaar van 1945. Daar was de KRO erg blij mee. Zelfs de hardcore reaguurders vonden onze aangrijpende serie te heftig. Toen GeenStijl mij en Robbie op de voet volgde *tijdens onze deelname aan de Dakar-rally in Zuid-Amerika, wonnen we de harten van de reaguurders weer terug. Boys&Toys: daar is de reaguurder gevoelig voor. *
Mijn hartstochtelijke relatie met de GeenStijl werd bekroond met het Grote Nationale Dictee dat ik samen met oom Rob Hoogland voor GS maakte. De voorbereiding in café Wildschut in 020 was episch, met onder andere Hoogland, Muntz, Hans Teeuwen en Theodor Holman. Het bonnetje van de drank hangt nog steeds ingelijst in de slaapkamer van Bart Nijman. De hetze van de Onwelriekende Gleuvenbrigade (dixit Gerrit Komrij) tegen GeenStijl deed mij pijn, want ik ken de schavuiten van GS als keurige, vrouwvriendelijke, hoffelijke mannenmannen die in het weekeinde het liefst met hun gezinnen croquet spelen en kippenvleugels op de Big Green Egg blackenen op zijn Cajuns, met een sappige watermeloen toe. Naast de redacteuren van GeenStijl ben ik een lomp, rechts zwijn. Inmiddels zijn de bengels zo establishment geworden, dat Bart Nijman een wekelijkse column voor het gezaghebbende Nieuwe Revu schrijft en Marck Burema gevraagd is om hoofdredacteur te worden van het Volkskrant Magazine. Red deze mannen van stavast daarom uit de klauwen van de Main Stream Media en trekt gretig uw portemonnee. Uw pecunia is welbesteed want daarmee kunnen oom Rob Hoogland, Kim Holland en uw nederig letterenknecht wederom het Groot Nationaal Dictee schrijven en presenteren. Semper Fidelis!
Oom Rob Hoogland voegde daar aan toe: *“Ik heb net negen holes voltooid op de Koninklijke Haagsche en wil voordat ik aan de tussentijdse sandwich gerookte truffelkipfilet met champagne en daarna de tweede negen begin benadrukken dat Tuurtje voor één keer gelijk heeft: GeenStijl mag nooit verdwijnen. Weet u het nog, die oproep tot een adverteerdersboycot? Het inspireerde mijnheer Van Amerongen en mij tot de volgende zin in ons Groot Dictee, nadat we het vuurtje dat door de oproep was ontstaan in de eerste alinea uitbundig met spiritus hadden besproeid: *
‘Geen zorgen, sjalom voor alles. De twee cavaliers (wij dus, RH) creëerden slechts een paskwil, daartoe geïnspireerd toen die gemaniëreerde journalistieke courtisanes met hun disproportioneel moraliteitsbesef, gesteund door twee zelfbenoemde kwaliteitskranten, het achtuurjournaal haalden met een rekwest, zowel lawaaiig als zijig en larmoyant, om adverteerders te bevelen GeenStijl deaud te boycotten.’
Boos was ik, echt boos. Dit was niet alleen een schandalige poging tot broodroof, maar ook een aanval op de vrijheid van meningsuiting door een stel verwende sociaal-liberale trutten met nog geen millimeter eelt op hun ziel. Alleen al om die reden mag GeenStijl nooit verloren gaan. Lang leve het dwarse geluid!”
En toen kwam natuurlijk dat beruchte sollicitatiegesprek met Bart Nijman,
\
Vrijdag 20 oktober
***Op heel dees grote aard,
al ben 'k van huis en haard.
Is het kleine Holland mij 't meeste waard. ***
Gisteren schreef ik over de waardevolle comments van expats op GeenStijl. Hebben de achterblijvers ongelijk? Ik zie wel vaak reaguurders verzuchten dat ze ook naar betere oorden willen emigreren maar dat ze voorlopig nog even vast zitten aan werk, huis & haard, vrouw en kinderen, schoonouders, pensioenfondsen etc.
Tsja.
Ik volg Nederland hoofdzakelijk via de sociale media en mettertijd is er een ernstig misvormd beeld gegroeid. Ik noem mijn kijk op mijn geboorteland heel deftig een helicopterview maar het zou evengoed een tunnelvisie kunnen zijn. Misschien ben ik wel net zo geborneerd als de klimaatvluchtelingen in de Algarve die er alleen maar wonen vanwege de 3600 jaarlijkse zonuren en de spotgoedkope drank.
Mijn Nederland bestaat niet meer, al is er nog steeds dat Holland waar mensen elkaar nog beleefd groeten op straat. Een land zonder schuimbekkende touretters, digitale potloodventers en een bloeddorstige Vijfde Colonne van mohammedanen, enge agressieve potten die zich als kerels zonder lullen en non-binaire antifa’s.
Mijn verloofde woonde geruime tijd aan de Spiegelplas in Nederhorst den Berg en daar, diep in de negorij van het moederland, lijkt de tijd stil te hebben gestaan. In de supermarkten daar zag ik enkel roomblanke, kwebbelende huisvrouwen die genoten van een gratis kopje koffie. Hun noeste kerels verdienden ongetwijfeld in het zweet huns aanschijns hun brood. ‘s Avonds observeerde ik schaamteloos de huiskamers. Net als vroeger zaten hele families rond de buis geschaard. Soms lag de vader des huizes onderuitgezakt met open mond te slapen en zat moeders te punniken. Het ontroerde me, want ik moest denken aan mijn prille jeugd. Als ik met een slok op die tango van Joseph Schmidt draai, pink ik een traantje weg. Schmidt was Joods en zong Ik Hou van Holland in 1937.
***Succesvol emigreren kan je leren. ***
Ik ben al geruime tijd bezig met het verzamelen van verhalen van geslaagde Nederlandse expats, die verspreid over de hele planeet wonen. Het boek komt ergens volgende jaar uit bij Ezo Wolf. Uiteraard veel lekkermakende succesverhalen van het Iberisch Schiereiland, met prachtige bijdragen van Sander de Vaan, Ivo Teulings en van mijn goede vriend Theo van der Hek, die al een eeuwigheid in Granada woont. Hier een voorproefje van Theo.
Een stuitende bureaucratie? Alle Spanjaarden zijn het daarover eens. Behalve de ambtenaren natuurlijk. Die beginnen hun werkdag rond 9 uur, gaan om 10:30 uur, liefst met de hele afdeling, naar het café om te ontbijten en pakken tegen 13:30 uur hun boeltje weer om lekker thuis te gaan eten en daarna die dag nooit meer terug te komen. Zie dan maar ‘es iets voor elkaar te krijgen als welwillende burger. De Spanjaard heeft daar een pasklare oplossing voor: blijf zoveel mogelijk buiten het systeem en doe, als het even kan, alles illegaal. Offertes van aannemers, loodgieters, elektriciens en hun voltallige korps constructiecollega’s worden dan ook standaard zonder BTW afgegeven. ‘U wilde een factuur? Perdona, dat kan wel maar dan is het 21% duurder, en dat willen we toch niet?’ is het spottende antwoord waar het legioen van bouwers al sinds mensenheugenis er lustig op voort hamert. Wegblijven van het systeem is hier het devies. En gelijk hebben ze. Een bekeuring betalen kost hier ongeveer twee dagen. Belasting betalen vanuit een Nederlandse bank? ‘Jammer meneer, maar daar doen we hier niet aan’. De belasting op zonneschijn is gelukkig onlangs afgeschaft. Toen ik mijn postadres bij de overheid wilde veranderen, adviseerde mijn man bij de gemeente mij met droge ogen om fiscaal te emigreren naar Nederland en op dezelfde dag heen en weer te vliegen om in Nederland die emigratie weer ongedaan te maken. ‘Ja meneer, vrij bewerkelijk, maar is zie jammer genoeg geen ander manier…’.
Daar kun je boos om worden, daar kun je je dag mee verzieken, maar je kunt er ook om lachen. En zo komen we gelijk op de kern van emigreren. Emigreren is veel meer dan op een terras in de zon zitten met een wit wijntje, is veel meer dan voor de honderdste keer triomfantelijk op je mobieltje kijken wat voor ellende-weer het weer in Nederland is en is veel meer dan je in een ander taalgebied begeven. Emigreren is leven in een andere cultuur. En daar heb je het mee te doen. Ik kan inmiddels de gracht dempen met de recent gearriveerde Ik-vertrek-types die hier het Iberisch schiereiland wel even op orde zullen brengen. Zo ook met mensen die zich met een fnuikende glimlach uitlaten over ‘De Spanjaarden’. Die mensen gaan volledig voorbij aan het mooiste van je emigratie. Het geeft je de kans om jezelf opnieuw uit te vinden. Om je hele oer-Nederlandse ballast achter je te laten. Vergeet het maar dat je ooit Spanjaard zult worden. Je blijft je leven lang buitenlander. Zowel in Spanje, en als je er maar lang genoeg woont ook in Nederland. Daartegenover staat dat emigreren een unieke kans is om het beste van twee (of drie) werelden eruit te pikken. Die keus heb je, en die verantwoordelijkheid heb je. Als je je er met volle creativiteit en flexibiliteit in stort, kom je er als genietende winnaar uit. Alleen zó kan emigreren de mooiste reis van je leven worden.
Zaterdag 21 oktober
**Blijf godverdomme met je rotpoten van mijn rot-Israëli’s af **
Ik heb altijd een geweldige tijd gehad in Israël. Als barkeeper begin jaren tachtig, als student op de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem tijdens de eerste intifada en als correspondent in de jaren negentig. Als journalist schreef ik kritischer over Israël dan over de Palestijnen. Na zes jaar Zuid-Amerika en elf jaar Portugal is het land uit mijn systeem geslopen. Misschien dat ik daardoor milder ben geworden, nostalgischer. Misschien dat daarom mijn haren te berge rijzen als ik die blinde haat tegen Israël overal zie en lees, notabene het enige beschaafde land in het Midden-Oosten. Blijf godverdomme met je rotpoten van mijn rot-Israëli’s af.
Ik was woedend toen de stedenband tussen Tel Aviv en Amsterdam niet doorging, destijds. De antisemieten van GroenLinks waren fel tegen en kameraad Rutger Groot Wassink vond het absurd om een samenwerkingsverband aan te gaan met de Israelische stad.
Het debat over die heikele kwestie in het Amsterdamse gemeentehuis werd verstoord door een paar honderd schreeuwende viespeuken en andere antiglobalisten, een parade van het menselijk tekort en een uithangbord voor de UWV en het RIAGG. Tijdens de beantwoording van de vragen door burgermeester Van der Laan rende een pro-Palestijnse vrouw hevig geëmotioneerd de zaal uit. Vermoedelijk was dat Joke Kaviaar, Truus Sherry, Milli Vanilli of hoe al die borderlinende vogelverschrikkers ook mogen heten. Het zijn dezelfde tiepjes die samen met een aantal poldermoslims al sinds jaar en dag eisen dat de gereformeerde boerenkoolstronkenuniversiteit – de Amsterdamse VU – onmiddellijk alle samenwerking verbreekt met de universiteiten in Israël. Nu zijn die van een oneindig hoger niveau dan die in Nederland, en met name de Hebreeuwse Universiteit te Jeruzalem en het Technion te Haifa. Wij kunnen veel van Israëlische academici leren, en aanzienlijk minder van de leraren van de Islamitische Hogeschool te Gaza, om maar wat te noemen. Dat ROC voor bommenmakers is inmiddels tot een fraaie parkeerplaats opgepimpt door de IDF. Tijdens het debat zei Van der Laan: “De kooplieden en dominees in de stad Amsterdam probeerden altijd contact te houden. Ik hoop dat wij de Amsterdamse vrijzinnigheid en harmonie kunnen exporteren naar het Midden-Oosten.”
Nou, ik denk dat Amsterdam beter de vrijzinnigheid en harmonie van Tel Aviv kan importeren, want Tel Aviv is met afstand de prettigste stad van Midden-Oosten. Alles kan in de ‘Stad die Nooit Slaapt en Alles Heeft’: het hele jaar door geweldig weer, prachtige stranden, het is een culinair paradijs, je kan er naar hartelust hoerenlopen (ooit las ik in de New York Times dat Tel Aviv per uur het hoogste aantal betaalde wippen ter wereld heeft), er zijn darkrooms voor mannenmannen, de gay pride aldaar doet het sneue gedoe in Amsterdam tot aan de bilveter verbleken, er zijn schitterende antiquariaten en dan heb ik het verder maar niet over het uitputtende culturele leven (klassieke muziek, filmhuizen, toneel, discussieavonden, et cetera). Er is nauwelijks misdaad. Geen gewapende straatovervallen, geen verdwaalde kogels ten gevolge van afrekeningen ‘in het milieu’, potenrammen komt er ook niet voor, blinde omaatjes krijgen bij de pinautomaat geen krik in de nek en een jongetje met een keppeltje zal ook niet zo snel gemolesteerd worden op straat – en nog mooier is het feit dat iedereen in Tel Aviv zich het schompes werkt onder het motto: wie niet werkt zal ook niet eten. Dat is meteen een van de verklaringen van het economische succes van de stad: een schrikbarend hoog arbeidsethos. En dan te bedenken dat Altneuland (de ooit beoogde naam van de stad) in 1980 nog een viezige, troosteloze oostblokdump was, zonder fatsoenlijke horeca, zonder goede koffie en met een bespottelijke inflatie. De enige leuke nachttent was The Penguin, lichtelijk geïnspireerd op de legendarische Amsterdamse club de Mazzo. Nu is Tel Aviv net als toen nog steeds bespottelijk duur, maar goed: voor wat hoort wat. In Tel Aviv woont ook het weldenkende deel der natie, zeg maar het soort mensen waar een Amsterdamse GroenLinks-hipster dol op zou moeten zijn: veganistisch, milieu, vrede, mindfulness, yoga op het strand, wollen rastamuts op je tets en slap lullen op je versierde fiets met een bekertje koffie in de knuist: kortom de hele Gutmensch-reutemeteut. Alle reden tot een frisse stedenband tussen Mokum en Tel Aviv, temeer omdat Amsterdam natuurlijk best wel wat Joodse invloeden heeft gekregen door de eeuwen heen, al moeten we de mohammedaanse cultuurbijdrage van de afgelopen veertig jaar ook niet onderschatten.
Zondag 22 oktober
In augustus 2019 was ik voor het laatst in Israël, samen met Pieter Waterdrinker op studiereis met het CIDI. We maakten samen deze reportage voor HP/De Tijd. Het CIDI werkt op Twitter als een rode lap op een stier. Zodra ik een gezellige vrolijke twiet over het vermeende snoepreisje plaatste, barstte het digitale riool open. Meestal waren het obscure reaguurders met vermoedelijk een vuistdik dossier bij het RIAGG - type Joke Kaviaar - maar er waren ook venijnige reacties van Een Ander Joods Geluid. Een gekkie noemde mij de opperracist, zonder te vermelden van wat of van wie, en een andere mesjoggene schreef schuimbekkend dat ik mij acht dagen aan de rand van een zwembad in een 5-sterren hotel in Tel Aviv liet vollopen met champagne, omringd door Russische kommersjele sekswerksters en op kosten van het het Internationale Zionisme (“Allemaal de kift, Tuurtje!” zou mijn moeder zeggen. Dat haar herinnering tot een zegen mag zijn).
Was het maar waar, vrienden! Het was een pittige, afpeigerende reis, met elke dag minimaal drie lezingen van wetenschappers en deskundigen uit het linkse en rechtse spectrum van Israël en verder heel veel gereis en gewandel, in de bloedhitte. Terug in de schoolbanken, en spijbelen was er niet bij. Op de Westelijke Jordaanoever had het CIDI ontmoetingen geregeld met vertegenwoordigers van Hamas, de PLO en met de vooraanstaande wetenschapper Khalil Shikaki, directeur van het Palestinian Center for Policy and Survey Research, in Ramallah. Zijn broer Fathi was de oprichter van de Islamitische Jihad en werd in 1995 op Malta geneutraliseerd door de Mossad. Ons reisgezelschap bestond uit zo’n twintig journalisten, Waterdrinker dus, René Cuperus (toen nog mijn collega-columnist bij de Volkskrant) en politici als Samira Bouchibti. Cuperus is verbonden aan Internationaal Instituut Clingendael en was voorheen senior wetenschappelijk medewerker in dienst van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. Hij schreef kort voor ons vertrek een column waar ik mij geheel in kon vinden.
Cuperus: “De komende twee weken doe ik een columnisten-experiment. Ik ga op een pikante studiereis en zal daarover vooraf en achteraf schrijven. Over de botsing van vooroordelen en verwachtingen en wat men daadwerkelijk ‘in de realiteit’ aantreft. Laat ik er maar direct bij zeggen: het gaat om een enigszins omstreden excursie. Want georganiseerd door het CIDI, het Centrum Informatie en Documentatie Israël. Die organiseert deze reis al jaren. Speciaal voor journalisten en beleidsmakers om hen meer achtergrondkennis bij te brengen over het Israëlisch-Palestijns conflict. Het mag duidelijk zijn: het CIDI is bepaald geen neutrale stem in deze. Integendeel, het vertegenwoordigt de pro-Israël-stem. Het brengt begrip bij voor het Israëlisch perspectief en belang. Het moet gezegd: het CIDI doet erg zijn best om er geen ordinaire propagandareis van te maken. Zo moeten deelnemers een flink deel van hun kosten zelf dragen. En krijgen ze voorbereidende colleges van onbesproken universitaire docenten die alle moeite doen het Israëlische én het Palestijns/Arabische perspectief evenwichtig te presenteren.”
Cuperus kreeg net als ik de wind van voren op Twitter, terwijl ik hem geen één keer heb gesignaleerd bij mijn scabreuze champagnesessies aan de rand van het zwembad.
Ik kon smakelijk lachen om de bagger die ik virtueel over mij heen kreeg gestort omdat ik op studiereis was met het CIDI. Om mij onbekende redenen werd ik door Jan en alleman afgeschilderd als een scabreuze, schuinsmarcherende dronken Jodenknecht met een klein drugsprobleem. Nou ja!
Wat mij steeds weer verbaasde en verbaast, is het stuitend lage niveau van de gekkies van de BDS-beweging, GroenLinks, Antifa, BIJ1 en andere notoire antisemieten. Ze zijn irrelevant en met ze in discussie gaan heeft geen enkele zin. Misschien moet het Palestina Komitee net als het CIDI ‘gratis snoepreisjes’ voor deze diehards organiseren in Gaza. Daarom sluit ik af met de wijze woorden van mijn gewaardeerde Volkskrant-collega René Cuperus.
“Ik zou liever op studiereis zijn gegaan met het ‘Centrum Informatie en Documentatie Israël en de Palestijnse Staat’ (CIDIPS), maar dat bestaat helaas niet, en het zal ook nog wel een eeuw duren voor die er is.”
Maandag 23 oktober
The Jew among nations
Mijn laatste weerzien met Tel Aviv en Israël was als een ontmoeting met een oude liefde die je een eeuwigheid niet hebt gezien. Onwennig zit je tegenover haar in de kroeg, bierviltjes verscheurend en elkaars rimpels, grijze haren en buiken keurend. Het ijs breekt pas na de derde borrel. Je houdt elkaars hand vast, haalt herinneringen op aan vakanties, maakt de vertrouwde grappen over de schoonouders en na zes borrels komt zelfs de geilheid weer terug. Bij de tiende borrel weet je waarom de relatie gedoemd was te mislukken, erger je je dood aan de tics, de dwangneuroses en aan het gelul over haar kinderen en/of haar nieuwe vrijer. Als je dan rond sluitingstijd de kroeg uit stommelt slaak je een diepe zucht en terwijl je tegen een boom piest denk je: “Godskolere, mij is veel leed bespaard gebleven…!” Zo verging het mij min of meer met Israël. Ik had er tegenop gekeken, tegen het weerzien. De wittebroodsweken hadden lang geduurd. Te lang. Van 1980 tot ergens begin 2000 was ik in de ban geweest van het land. Privé, maar ook beroepsmatig. Ik was opgelucht toen ik definitief vertrok. De pijp was leeg. Het waren gouden jaren, maar ook tropenjaren. Bij aankomst in Tel Aviv voelde ik me tuinman Chance in Being There van Jerzy Kosinsky. Ik doolde door de luchthaven, herkende niets meer terug. De trein van Ben Goerion naar het centrum van Tel Aviv was nieuw voor mij. Ik vergaapte mij aan de billen en borsten, irriteerde me als vanouds aan het geschreeuw en het voordringen. Daardoor stapte ik een halte te laat uit, bij de universiteit. Toen moest ik alsnog een taxi nemen. Goedkoop is duurkoop. De eerste nacht haalde ik door met Koens, Waterdrinker en Ralph Dekkers door in een ranzige kroeg in de Dizengoffstraat. Tegen het ochtendgloren waggelde ik over het strand naar mijn hotel. Bejaarden waren aan het gymnastieken en er leek niks veranderd in veertig jaar. Het was een heerlijk moment: strontlazarus verdrinken in een zee van herinneringen. Maar er was ook het besef dat ik met negen tenen in het graf sta. De hipheid van Tel Aviv stond me nu tegen. Ik dacht aan thuis, aan de Algarve,waar boerenjongens Ronaldo naäpen en denken dat dat cool is. Ik was blij dat ik niet langer in de zelfverklaarde navel van de wereld woonde. Ik was ook trots op mijn ex. Ze was volwassen geworden. Nog steeds ‘the Jew among nations’ maar zelfbewuster dan ooit. Ze heeft mij niet meer nodig.
Dinsdag 24 oktober
Wat is dit genieten zeg: de non-binaire antisemieten van GroenLinks zijn woedend op de antisemieten van Denk, hun veronderstelde bondgenoot.
Fittie!
Reaguursels
Dit wil je ook lezen
StamCafé. Waar is eigenlijk het meisje dat mandarijnen verkoopt
Mandarijnen, sinaasappels, maar daar gaat het niet per se om
GSTV. Haagse toestanden in Den Haag na Amsterdamse toestanden in Amsterdam
Het probleem meneer, in het Stamcafé
65 kaarsjes voor Ome Tuur in het Stamcafé
GeenStijl feliciteert Arthur van Amerongen
NU GEOPEND - Het Premium Only StamCafé
Hallo, daar zijn we weer
LIVE! De F1 Grand Prix van Austin
Nog geen StamCafé
Kris Kristofferson in het StamCafé
And when the yards broke off they said that he got killed, but he is living still