Annus horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (18)
Langs de koele kali liep een kale koeli met een kilo kali op zijn kale koelikop.
Donderdag 4 mei
Heremetijd, wat is het fijn om saai te zijn. Ik draai de hele dag Nickelback, Waylon en Coldplay, toffe muziek die prima past bij mijn huidige gemoedstoestand.
Mijn hele leven was één groot gevecht tegen de alledaagsheid, maar nu ik ben geworden wie ik ben - een insipide oude ziel - begrijp ik ineens de intense tevredenheid van mensen met een regelmatig leven: het zen-gevoel van de reaguurder die met een blij gemoed op maandagmorgen naar zijn baas zoeft, met het broodtrommeltje in de aktetas en vol ongeduld uitkijkend naar de vrijdagmiddagborrel met de collegaatjes.
Jammer dat ik onvruchtbaar ben want anders had ik me nu voortgeplant, zo volmaakt gelukkig voel ik mij sinds ik gestopt ben met die rotdrugs, die gemene alcohol en die smerige tabak.
Misschien moet ik maar een kindje adopteren om nóg volmaakt gelukkiger te worden. Wel eentje uit Korea, want die kunnen al met negen maanden rekenen en mijn boekhouding doen. En liever geen adoptiekindje uit Columbia, want die gaan op hun derde banken overvallen.
Een adoptiekind is net een toupet: iedereen op straat wijst er naar. Tijdens een van mijn reizen door Colombia zag ik door het historische centrum van Cali een Hollands setje schuifelen: twee roomblanke ouders met een boomlange neger van een jaar of 16. Mijn moeder (met Rotterdams accent en een stem als een klok) zou meteen naar ze gewezen hebben: 'kijk daaro, Tuurtje! Wat zielig hè, die mensen kunnen geen kinderen krijgen.'
De vader was kaal op een paardenstaart na en de moeder droeg een indianenponcho. Een vreugdeloos en vruchteloos stel dat foldert voor Groenlinks en de columns van clickbaitkabouter Sander Schimmelpenninck verslindt.
De azijnbekken stonden te kijken naar zwetende salsadansers op een plein. Cali is het mekka van de salsa en er is iets met cocaïne, maar daar heb ik verder geen verstand van. De moeder duwde de adoptiezoon van kleur naar voren en riep wanhopig: 'ga nou toch lekker dansen, jongen.' De knul, die waarschijnlijk Arnoud heette, keek nors en leek meer zin te hebben in een nakkie met een geile stoephoer.
Toen de poncho hem opnieuw richting salsa duwde, riep Arnoud met een vet Brabants accent: 'mama, hou nou toch eens op me de hele tijd als een neger te behandelen.'
Een adoptiekind zit er voor mij niet in en een tweede leg ook niet omdat er geen eerste leg was. En dus ook geen midlife crisis. Ik verf mijn schaarse haartjes niet. Ik wil geen liposuctie of maagballon. Ik golf niet en doe niet aan bitcoins. Ik Nordic Walk niet, fok geen koikarpers en kweek geen bonsai. Ik hoef nergens meer heen, ben al blij met een treinreisje van Faro naar Lissabon of een busreisje naar Malaga.
Mijn laatste hartenwens - Sylvie Meis op zijn Grieks bezitten - lijkt me een nogal begrotelijk project, maar wellicht gooi ik er een crowdfunding tegenaan. Tenzij La Meis die taximeter in haar poepertje voor de afwisseling een keer niet aanzet natuurlijk.
Ik heb me voorgenomen om de lezer niet meer lastig te vallen met mijn geheelonthouding maar toch even een kleine update: na zeven weken abstinentie zijn alle pijnen verdwenen en is mijn levensverwachting aanzienlijk gestegen. En wel dermate dat ik nu al research in mijn archieven, dagboeken en briefwisselingen doe voor de Annus Horribilis van 2024.
Tijdens een lunch bij de Chinees in Olhão merkte Dieuwertje Kuijpers, de vrouw van Bart Nijman, terloops op dat ik eigenlijk een heel verlegen jongetje ben. Ik nam bedremmeld een slokje prikwater, bloosde en frummelde zenuwachtig met mijn plastic eetstokjes door de berg deegslierten. Dieuw heeft gelijk want ik ben van nature vreselijk verlegen en dat heeft een reden.
De eerste twee maanden van mijn leven bracht ik namelijk door in een couveuse. De Edesche Lebensborn-dokter had tegen mijn vader gezegd: “of uw vrouw gaat dood, of het kind. En misschien wel allebei.”
Wat een schitterend literair begin van mijn leven, nietwaar?
Couveusepikkies worden gekenmerkt door geheugenproblemen, leerproblemen, een spraak- en taalachterstand, gedragsproblemen, een achterstand qua sociale vaardigheden en coördinatie en een verminderd probleemoplossend vermogen. En de rest leest u maar bij de Vakbond voor ex-couveusekinderen.
Als kind was ik vel over been. Ik had rood haar, sproeten, was zo krom als een hoepel en ook nog eens de kleinste van de klas. Bovendien had ik een spraakgebrek. Niemand begreep een woord van mijn gemompel. Mijn moeder had de eerste acht jaar van mijn leven geen idee wat ik brabbelde. Dingen die ik nodig had, wees ik aan.
Als ik op de lagere school een spreekbeurt had, was ik een week van tevoren al zwak, ziek en misselijk.
Omdat ik geen flux de bouche had, kreeg ik spraakles van de echtgenote van Just Göbel, de legendarische keeper van Vitesse en het Nederlands Elftal.
Van de logopediste moest ik deze mantra’s herhalen:
*Rabarberbarbarabarbarbarenbaardenbarbier. *
*Hottentottensoldatententententoonstellingsterrein. *
*Achthonderdachtentachtig ‘s-Gravenhaagse gereedschapschuurtjes. *
*De knappe kapper knipt en kapt knap, maar de knecht van de knappe kapper knipt en kapt knapper dan de knappe kapper knipt en kapt. *
Leentje leerde Lotje lopen op de lange Lindelaan. Maar omdat Lotje niet wilde lopen liet Leentje Lotje staan.
Langs de koele kali liep een kale koeli met een kilo kali op zijn kale koelikop.
Als vliegen vliegen en bijen vrijen, vliegen de vliegen de vrijende bijen vliegensvlug voorbij.
Als in Graven graven gravengraven graven, graven graven gravengraven
Wat je zegt, ben je zelf. Met je kop door de helft. Met je vork in je kont. Zo loop je de hele wereld rond.
En bij deze moet ik nu ineens aan Asha ten Broeke denken:
*Bolle, steek een stokje in je kont dan kan je tolle. *
Ach, wie kent deze tongbrekers en struikelzinnen nog? Ik had een heel scala aan angstdromen (die zijn weg sinds ik niet meer drink) maar die ene bij de orthopedist is het gruwelijkst. Dan zit ik weer in haar praktijk, in mijn knickerbocker, en hoor ik haar schreeuwen: herhaal mij, uilskuiken.
Het moge duidelijk zijn dat ik als kind vreselijk gepest werd en daarom al heel vroeg aan de drugs en de drank ging. Maar als ik niet gepest was, was ik nooit zo geestig geworden. Zonder pesten vanwege lichamelijke afwijkingen en misvormingen geen cabaret. Dolf Jansen: acné, Claudio de Breij: paardenbek. Aaf: paardenbek. Marc-Marie: Hutchinson-Gilford Progeria Syndroom. Jan Jaap van der Wal: hazenlip. Tineke Schouten: zuurstoftekort bij de bevalling.
Ik kon mij enkel onderscheiden door heel luidruchtig en keigrappig te zijn en werd tegen wil en dank de joker van de klas. Ik ging elke dag naar boekhandel Pel in Ede (meneer Pel was the only gay in the village en zag mij graag) en daar nam ik alle moppenboeken door, met name die van Max Tailleur. Die ging ik dan op het schoolplein vertellen, om te voorkomen dat ik in elkaar werd geslagen. Een soort Duizend en 1 nacht dus: ik stelde mijn gewisse dood uit door verhalen en anekdotes met een cliffhanger te vertellen. De lagere school was een nachtmerrie. Ja, Yvonne van Veenendaal vond ik een lekker geil wijf, maar die was onbereikbaar omdat die met Guus ging. Yvonne zag ik jaren later in de trein, in de Kippenlijn van Ede naar Amersfoort, met twee jengelende kutkinderen. Ze had een hele verschrompelde rimpelbek zoals Ollongren, maar dan oud. Dat was haar verdiende loon. God leeft en straft.
Het was niet alleen maar lachen, gieren en brullen met de kleine Tuur, want ik deed verschillende foppogingen tot zelfdoding. Mijn moeder had een enorme apotheek, vol valium, librium en seresta. Die pillekes pleurde ik dan in de plee en legde de lege potjes op de zoldertrap die naar mijn rukbunker leidden, waar ik mij dan opsloot. Zelfs na twee dagen hadden mijn ouders nog niets opgemerkt. Ik rammelde uiteindelijk van de honger en ging ik dan na de in scène gezette zelfmoord van lieverlee maar naar beneden om King Corn te eten.
Ik ben heel veel gepest, daarom kan ik zo goed terugpesten. De leukste sketch over pesten is trouwens van Radio Bergeijk. Hilarisch!
Vroeger deed ik vooral aan telefonisch pesten. Dan belde ik de sportzaak in het dorp en vroeg ik aan de eigenaar of hij leren ballen had. Jazeker, antwoordde hij. ‘Nou, dan heeft u zeker ook een grote broekmaat’ riep ik en hing proestend van het lachen op. De bakker belde ik voor bokkenpootjes, de slager voor varkenspootjes. Enfin: good clean fun.
Ondanks mijn hemeltergende gestamel besloot ik een jaar of tien later naar de toneelschool te gaan. Ik wilde natuurlijk beroemd worden, maar er was een andere aanleiding: de legendarische dominee Jac. van Dijk die ook wel de zwarte paus van de Bommelerwaard werd genoemd. Hij was getrouwd met de gescheiden operazangeres Loes Snel, en niet vreemd van theatrale preken. Er werd gefluisterd dat hij, voor hij de kansel beklom, ettelijke glaasjes jenever naar binnen hakte en dat zijn spraakwaterval dus niet van de Heere God kwam, maar van de firma Lucas Bols. Jac. van Dijk was mijn rolmodel. Toch had ik beter theologie kunnen gaan studeren, want ik zakte als een baksteen voor de toelatingsexamens van de toneelscholen in Arnhem, Amsterdam en Maastricht. Het dieptepunt was in Maastricht toen ik een sinaasappel na moest doen en werd uitgejouwd en weggefloten. Nadat ik ook op de Christelijke Academie voor Expressie door Woord en Gebaar in Kampen werd geweigerd, stond ik op het punt om in de IJssel te springen maar de stadsbrug bleek niet hoog genoeg. Ik mislukte zelfs als punkzanger en ging Semitische Talen studeren. Een eeuwigheid later werd ik in mijn hoedanigheid als correspondent in het Midden-Oosten weleens gebeld door de radio. De luisteraars in Holland dachten dan dat ik Arabisch of Hebreeuws sprak, of een willekeurig Levantijns takkietakkie. Het werd tijd dat ik mij verstaanbaar maakte. Mijn stukjes voor de Volkskrant ging ik hardop voorlezen, overdreven articulerend met de klemtoon op de laatste lettergrepen. Een lijdensweg.
Dankzij Rob Muntz ben ik nu te verstaan op de radio en zat ik zelfs drie uur live bij de VPRO-radio, in het Marathon Interview. Zonder ondertiteling! Achtentachtig kacheltjes. Alszemaargeilismagalles!
Memento Mori
Er is weer veel gedoe rond de dodenherdenking. Een paar jaar geleden moesten er ineens oud-SS’ ers en jihadstrijders uit Islamitische Staat mee marcheren met Koning Pils bij het Nationale Monument op de Dam, en nu was er weer gedoe met die smurf van een Zelensky. Ik moest denken aan de rel rond Abdelkader Benali en zijn 4 mei-lezing, hier handig samengevat door Esther Voet, de hoofdredactrice van het Nieuw Israëlitisch Weekblad.
En als ik aan Ab denk, denk ik aan die andere jodofoob: Greetje Duisenberg. Zou die nog leven? Op 4 mei 2011 werd Duisenberg even na achten door de politie uit l’ Entrecôte et les Dames in Amsterdam-Zuid gezet nadat ze de twee minuten stilte van de dodenherdenking verstoorde. In de keurige zaak was het, zoals het hoort, doodstil tijdens het begin van de herdenking. Op dat moment werd er even geen eten bezorgd in Zuid, dus er reden ook geen luid toeterende brommerkoeriers door de Van Baerlestraat. Na één minuut van de twee minuten stilte krijste La Duisenberg, die zich al heel vervelend had gedragen en starnakel was: ‘Is het nu nog niet voorbij?’ Daarop donderde ze van haar kruk, wat veel lawaai veroorzaakte. Alle gasten applaudisseerden voor de golddigger (Sylvie Meis 2.0). Daarna ging de Zwarte Weduwe tekeer tegen de eigenares.
De onverdachte website Islam Online tekende ooit uit de mond van La Duisenberg op dat radicale Joden een beslissende invloed op het Nederlands beleid hebben en dat er een zeer sterke en invloedrijke Joodse lobby in Nederland is. Dat is knap hoor, dat 30.000 joden de media, de politiek en uiteraard het bankwezen in hun macht hebben! In een interview krijste Duisenberg zelfs dat ze ‘antisemiet’ eretitel vindt. Wat is een antisemietel? Iemand die niet van jodelen houdt.
De dodenherdenking wordt de laatste jaren steeds meer ontdaan van het Joodse aspect. Wellicht is de shoa te kwetsend voor jonge mohammedaanse scholieren en niet inclusief genoeg voor de jongeren van kleur in de Bijlmer. Het bevrijdingsfeest is inmiddels een woke Bij1-feestje aan het worden. Kijk maar naar de website die het peperdure reclamebureau KesselsKramer ooit maakte in opdracht van Comité 4 en 5 mei.
Twiet van de dag
Vrijdag 5 mei, Bevrijdingsdag
Vrijheid is een natte kledderscheet in je onderbroek. Vroeger zat er tegenover het Centraal Station in Amsterdam een parenclub met de uitnodigende naam: Die Grosse Freiheit. Ik wilde daar altijd graag naar binnen, maar ik was nog geen zestien, en al helemaal geen paar. Aan de buitenmuur hing een vitrine met vergeelde foto’s. Het leek een beetje op die slagerij in de Lange Niezel op de wallen, de smerigste van Nederland. Al het vlees daar was op elkaar gestapeld in grote hompen en paars van kleur. De maden kropen uit de worsten. Het enige verschil met de vieze kiekjes bij Der Grosse Freiheit was het uitbundige schaamhaar in de vitrine van de parenclub. Enfin. Freiheit is een rekbaar begrip en al helemaal als je vrouw of man in de lederen sling hangt in de kelder van de parenclub. Wat die vrije seks betreft: noem mij reactionair, maar ik heb geen kracht meer om het normaal te vinden dat een man van mijn leeftijd stijf van de ketamine in een bilveter door een parenclub op Ibiza huppelt terwijl zijn hippieheksje wordt uitgewoond door een contingent stokoude, verbrande moffen uit Saksen-Anhalt.
Ibiza: just say no.
Willie Wartaal van de Jeugd van Tegenwoordig was een paar jaar geleden ambassadeur van de Vrijheid en werd van hot naar her gevlogen met een helikopter van Defensie. Hij strooide met wijsheden als: “Vrijheid is wanneer je een iPhone kunt kopen” en zong toen ter gelegenheid van bevrijdingsdag het liedje Nog Geneukt:
‘Nog geneukt? (Heb je nog geneukt of niet?)
Ik maak pret in je bed
Want je bent een vuile slet
Nog geneukt?
(Oh wacht even je hebt geneukt!
Oh geneukt ja zeg dat dan eerder
Gewoon geneukt oke)
Ben je lid, abonnee
of ben je geen van twee
Nog geneukt? Nog geneukt?
(Heb je nog geneukt)’
Nederland is op bevrijdingsdag - net als op Koningsdag - een grote braderie met puistenkoppen, stijf van de pillen, de coke en de drank. De beleving van vrijheid zal vooral de vrijheid zijn om door brievenbussen te plassen en de boel onder te kotsen.
Twiet van de dag
Zaterdag 6 mei
Sjabbes! Met Bart naar de Apolonia, de leukste supermarkt van de Algarve.
Daarna BBQ bij de Nijmannetjes.
Twiets van de dag:
Zondag 7 mei, Moederdag
Toen mijn moeder stierf, voelde ik mij ineens volkomen verweesd, ik was maandenlang van slag. Het was een gevoel van onbeschrijfelijke eenzaamheid. Ik was mijn anker kwijt, alsof er een onzichtbare navelstreng was doorgeknipt. Volgens mijn moeder was onze heftige band, waar we verder nooit over spraken, het gevolg van het gevecht op leven en dood dat ze voerde toen ze beviel van mij. Ik ben drie maanden te vroeg geboren, de artsen hadden haar kort daarvoor verteld dat een van ons tweeën zou overlijden. Mijn moeder weigerde het doodvonnis en won het gevecht op leven en dood. Ik kwam in een couveuse terecht, zij raakte voor de eerste keer in een psychose. Ik schaamde me vaak voor mijn moeder. Ze maakte altijd opmerkingen over iemands uiterlijk, iets wat ik van haar heb overgenomen. Op straat wees ze altijd naar mensen met een afwijking, en dan zei ze - luid en duidelijk zodat iedereen het kon horen - ‘Kijk Tuurtje, die jongen heeft een waterhoofd (of een bochel of een hazenlip)!’ Een mongooltje noemde ze een ongelukkig kind. Tot ver in mijn puberteit kocht ze mijn kleding en werd ik altijd meewarig aangekeken door het winkelpersoneel. Ma stak haar mening nooit onder stoelen of banken en was eigenlijk hondsbrutaal. Net als ik.
Mama fietste door het centrum van Rotterdam toen de Duitse bommen vielen. In de hongerwinter stroopte ze op haar fiets met banden van tuinslangen de wijde omgeving van Rotterdam af, op zoek naar suikerbieten en haverkoekjes. Oma vertelde mij eens dat ik het fanatieke van mijn moeder had geërfd, en dat bedoelde ze niet aardig. Ma ging studeren, tegen het dwingende advies van haar familie in. Ze deed altijd waar ze zin in had. Net als ik.
Op haar ziekbed vertelde ma me dat het allemaal heel anders zou worden als ze er niet meer zou zijn. Tot haar dood stopte mama me wekelijks geld toe, ze loste mijn schulden af. Ik ben een groot kind, mijn ex-vriendinnen hadden gelijk. Ik woonde praktisch in het sterfhuis waar ze op haar einde wachtte. Het werd bijna lente, ze bloeide nog even op. Ze wilde naar buiten, naar de bloemen in de tuin kijken. Ma schuifelde naar buiten met haar looprek, ik ondersteunde haar. Ik zette haar op een bankje, gaf haar slokjes water.
‘Lieverd,’ zei ze, ‘wie gaat er voor je zorgen als ik er niet meer ben? Is er verder iemand die van je houdt?’
Ik was bij mama toen ze stierf. Ze was daas van de morfine, haar pruik was van haar uitgeteerde hoofd gegleden. Ik schoof de pruik zo goed en kwaad als het ging weer op zijn plek, mama was erg ijdel. Vroeger had ze prachtig kastanjebruin haar, tot op haar billen. Als jongetje keek ik bewonderend toe hoe ze urenlang aan het kammen en borstelen was. Van de mooie, trotse vrouw was niets meer over dan een geraamte met een door de tumoren opgezwollen buik. Ik hield haar in mijn armen toen ze haar laatste adem uitblies. Sinds de dood van mijn moeder heb ik geen thuis meer. Ik droom nog regelmatig over mama, ik mis haar onvoorwaardelijke liefde. Ik mis mijn moeder iedere dag, voor mij is het altijd Moederdag.
Twiet van de dag
Maandag 8 mei
Arie Pos en ik zijn druk met ons boek Portugal voor Bonvivanten, dat kort voor 18 juni (Vaderdag) verschijnt.
Daarin staat een exclusief interview met de Nederlands/Portugese schrijver José Rentes de Carvalho, die met veel genoegen de Nederlander en de Portugees proeft. Een smakelijk voorproefje:
José Rentes de Carvalho: “De Nederlander kent maar drie passies: religie, politiek en geld. Nederlandse gezinnen worden gekenmerkt door botte manieren en omgangsvormen, een gebrek aan genegenheid en tederheid en ‘laissez-aller’, en een grote onverschilligheid tussen de mensen. De relatie tussen ouders en kinderen wordt gekenmerkt door egoïsme. Misschien zijn Nederlandse kinderen daarom verrassend agressief en missen ze normen en waarden. De Hollander vermijdt risico, is geen durfal en houdt niet van het avontuur.”
Bij aankomst in Nederland, en door de jaren heen, voelde Rentes de Carvalho bij veel Nederlanders een latente, min of meer gemaskeerde vreemdelingenhaat, waarin de laatste jaren geen morele vooruitgang is gekomen: racisme lijkt nu zelfs gemakkelijker te worden getoond.
“De Latijnse volkeren zijn het ‘vuile blanke ras’ (nog steeds geïdentificeerd in Nederlandse naslagwerken voor aardrijkskunde uit de jaren zestig als ‘de bewoners van de Middellandse Zeekust, inclusief Portugal’, met een onderontwikkelde smaak qua eten en seks). Nederlanders hebben de neiging te denken dat ze beter en eerlijker zijn en veel betere intenties hebben dan hun buren. Nederlanders denken altijd in termen van winst en nut (‘Het is belastingtechnisch interessant als de baby in december wordt geboren vanwege de belastingaftrek’); wel geld verdienen, wel geld sparen, geen geld uitgeven. Nederlanders zijn fanatiek over planning, het land is de bakermat van programmeren, precisie en netheid. Ze beweren bij hoog en bij laag gemiddeld te willen zijn; ze bespreken zonder gêne het waarom van dingen; ze leveren wat ze beloven; ze zijn onderdanig en buigen voor autoriteit; ze zijn serieus en kennen de kunst van het langdurig ontspannen keuvelen niet waardoor elk gesprek al snel serieus en zwaar wordt en op een eenzijdige toespraak, preek of een lofdicht lijkt. De Nederlandse taal weerspiegelt luiheid, en de sprekers hebben de neiging om die op een onbeleefde manier te gebruiken. Als er iets typisch ‘niet-Nederlands’ is, dan is het wel gourmetten. Het eten is verschrikkelijk en de activiteit is een vorm van enorme culturele armoede, die erop neerkomt dat niemand uren in de keuken hoeft te staan om een bevredigende maaltijd te creëren. In dit land is eten geen kunst, en ook geen plezier. Melk is alomtegenwoordig in verschillende maaltijden. In tegenstelling tot kruiden en andere smaakmakers, waarvan het gebrek eraan zelfs indruk maakt op de meest sobere proevers. In Nederlandse restaurants – met personeel zonder beleefdheden of vriendelijkheid – wordt de levensvreugde niet gevoeld. In feite is levensvreugde geen kenmerk van Nederlanders. De Nederlander gaat qua terughoudendheid en zelfbeheersing tot het uiterste: pijn wordt zelden uitgedrukt in tranen; pijn en verdriet worden verdrongen. De Nederlander vindt het belangrijk wat ‘men’ van hem denkt: ‘fijnzinnig zijn’ is een zwakte en een risico; ‘attent zijn’ betekent wantrouwen oproepen. In het openbaar vervoer gebruikt de Nederlander zijn lichaam, met constant stoten en duwen om zijn beurt of zijn plaats te winnen, maar hoewel hij fysiek sterk is heeft de Nederlander weinig moed en durf. De Nederlander is somber, nors, lacht weinig, en is naïef. Hij is hebzuchtig en sluw, en gepassioneerd als het gaat over stabiliteit, bezit en winst. Hij ziet ledige uren als tijdverspilling, een zonde. Nederlanders accepteren geen grappen of luchthartigheid en hebben een gebrek aan respect.”
Dinsdag 9 mei, Europadag!
Sjoerd Rimmer Sjoerdsma is de treurigste mens in de Tweede Kamer. De knaap met de pratende kut heeft nu al een midlife crisis, iets dat mij godzijdank dus bespaard is gebleven.
Ik ben vooral gelukkig omdat ik alle wensen op mijn loodjeslijst (goed Nederlands voor bucket list) heb afgevinkt. Ik ga dus niet ineens motorrijden met een Steven van Zandt-bandana op mijn kalende kop zoals Rick Nieman. Ik las Viareggio, Rick's debuutroman. De goedlachse moderator poseert in een lederen pak op een brommer met een hoog stuur, de duim triomfantelijk in de lucht gestoken. Dat leer begrijp ik wel, dat is het Connie Palmen-effect. Maar de auteur heeft echt een brommer en gaat eens per jaar met zijn maten op motorvakantie om even te ontvluchten aan de dagelijkse realiteit. ‘Het leven anno nu is zó geregeld en zó netjes. Ik voel mij ineens een vrije vogel als ik mij vanuit mijn leaseauto en maatpak in een leren jack op mijn motor hijs. Dan ben ik James Dean, Jack Nicholson en Jan Cremer tegelijk. Een moderne cowboy die met honderden paardenkrachten onder de kloten door Italië scheurt.’
Natuurlijk is de hectiek van een babbelshow slopend. Alleen zou ik dan ter ontspanning geen wijn gaan proeven in Toscane maar uit mijn bol gaan in de uiterst voordelige hoerenrepubliek Slowakije. Ik bespeurde lichte kinnesinne bij mijzelf na lezing van Viareggio, want ik was weer even dat lulletje van veertien die voor een geeltje een Solex kocht van een knul uit de achterbuurt van Ede. Een brommer leek mij handig om de krant te bezorgen maar de roestbak begaf het de volgende dag al, notabene op zaterdag. Het ijzelde ook nog eens. Ik heb die solex toen met de loodzware zaterdagkranten en al in een greppel geflikkerd. Dan maar geen miljonair. Toen ik Viareggio dichtsloeg, moest ik denken aan die anekdote over Ernest Hemingway die zit te borrelen in La Bodeguita del Medio in Havana. John Dos Passos komt binnen en roept: ‘Papa, wedden om tien dollar dat jij geen kort verhaal van zes woorden kan schrijven waarmee je mensen aan het janken krijgt?’
Hemingway pakt zijn pen en schrijft op een bierviltje: For sale: Baby shoes. Never worn.
Ik kan dat beter: nieuwslezer, midlifecrisis, motorvakantie, roman.
Twiets van de dag
Reaguursels
Dit wil je ook lezen
Arthur van Amerongen - Moslims zijn niet zielig
Tante Tuur is boos (tevens: Stamcafé)
Arthur van Amerongen - Hoerenman
Soep van de Week, teven Stamcafé
GeenStijl-columnist interviewt GeenStijl-redacteur over overstap naar GeenStijl in het Stamcafé
Wij van GeenStijl vinden GeenStijl ook erg goed
De Bolle Gogh: een bruisende biografie over de Hemelse Roker
De Bolle Gogh is een rollercoaster. De biografie dendert bijna 700 pagina’s onvermoeibaar door, net als het leven van Theo. Ik ben van dezelfde generatie als Theo en het boek is een feest der herkenning voor iedereen die met name de jaren tachtig in het - toen nog - zo lekker gore Amsterdam heeft meegemaakt.
Arthur van Amerongen - Soep van de Week: Eric Smit en Akwasi verklaren de oorlog aan Musk
Nieuw op GeenStijl: Arthur van Amerongen soept door de hete teeks van deze week in zijn nieuwe rubriek Soep van de Week, vandaag tevens ook Stamcafé. Vanaf nu: iedere week!
Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (52)
“Meneer van Amerongen: steek uw Annus Horribilis maar in een geheime opening waar de zon nooit schijnt!” (tevens Stamcafé)