achtergrond

Geenstijl

login

word lid

nachtmodus

tip redactie

zoeken

Annus horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (21)

Arturo op Grand Tour in Italië: *Bud Spencer heette in het echt Carlo Pedersoli. *

**Woensdag 24 mei **

Het blijft bizar dat een vlucht van Lampegat naar Bergamo goedkoper is dan de gemiddelde treinreis van anderhalf uur met de Nederlandse Spoorwegen. En aan boord bij Ryanair verkopen ze tenminste nog krasloten en iets wat voor koffie door moet gaan.  

In Bergamo neem ik de nachtbus naar Rome. Het busstation is luguber ‘s avonds, en doet mij denken aan de Amsterdamse Zeedijk in de gouden jaren. Uit alle hoeken en gaten duiken junkies op en veel perrons zijn bezet door nachtvlinders en paradijsvogels.

Ik had antropologie als bijvak op de Universiteit van Amsterdam, maar doe nu pas - 35 jaar later - veldwerk en bestudeer met academische ijver de diverse stammen die het station bevolken. 

De daklozen slapen her en der tussen geroofde winkelwagentjes en hun schaarse bezittingen. De junks zijn vooral Marokkanen, Tunesiërs en Algerijnen. Om de haverklap beginnen ze te krijsen en te ruziën als zieke eksters, vermoedelijk over uit de hand gelopen dopedeals

Zo is mijn studie Arabisch eindelijk ook weer eens handig, al spreken ze voornamelijk darja, straattakkietakkie. Drugs-Arabisch, zeg maar. 

Daarnaast zijn er diverse etniciteiten uit Afrika, die lekker aan het trommelen zijn rond een open vuur op een perron. Veelal uit koloniaal Italië (Somalië, Ethiopië, Eritrea)  - die zijn makkelijk herkenbaar - en dan veel grotere, stevigere en veel zwartere kerels die Engelstalig zijn en die ik niet kan plaatsen. 

De personen van kleur mijden de lichtgetinte naffers als de pest. 

Dan zijn er  nog de authentieke dronkelappen van Italiaanse snit, die rond en op het terras van de cafetaria rondhangen en die een bloedhekel aan junkies hebben. De alcoholist staat overal ter wereld iets hoger in de pikorde dan de narcomaan. 

De cafetaria van het busstation wordt gerund door een goedlachs jong Chinees echtpaar. Zij in hotpants achter de bar, hij achter de kassa. Welkom in de multiculturele parel Bergamo. 

Ik heb het te doen met de Italiaanse oudjes die hier bibberend van angst met hun koffers op de nachtbus staan te wachten tussen het schorriemorrie en het geteisem. 

In de drie uur dat ik zat te wachten bij de Chinees, heb ik één keer de politie gezien. De smerissen boezemen weinig ontzag in, met hun truttig-geile uniformpjes waarmee ze zo de leerbarkelder in kunnen trippelen om eens lekker te knuppelen of geknuppeld te worden. P.S. Voor de liefhebbers: de homo-erotische kunstenaar van dienst heet Tom of Finland.

**Donderdag 25 mei **

Verkreukeld en brak rol ik de bus uit op het Tiburtina-station in Rome. Ik ben erg gevoelig voor luchtjes en ineens - door de walm van jasmijn die me in het gezicht slaat - ben ik terug in de tijd. In 1976 kwam ik voor het eerst in Italië, op doorreis naar Griekenland via Brindisi. Nietsvermoedend bestelde ik op een Romeins terrasje een glas bitter lemon en kreeg een literpul vol limonade, die een duizelingwekkend bedrag aan lires kostte en een enorm gat in mijn povere budget sloeg. Protesteren had geen zin. Alle vooroordelen over Italianen - geboren oplichters - werden in een klap bevestigd, maar mettertijd is dat waanidee verdwenen. Ik ben vrijwel nooit belazerd tijdens mijn talloze reizen naar Italië en ik vind het een uiterst fatsoenlijk volk. De edele volksaard toont zich vooral tijdens het schitterende catenaccio.  Niet voor niets doen de Italianen het dit jaar bijzonder goed in de diverse Europese competities. Ze belazeren vooral op hoog niveau de eurocraten in Brussel en dat kan ik alleen maar toejuichen. 

Ik heb twee doelen vandaag, voor mijn serie Europese Patriotten. De Villa Torlonia en de Palazzo Venezia

\

Het park waarin de villa ligt, naar Engels voorbeeld, is zoals een park moet zijn. Een oase van rust, met yogaclubjes, zonnebadende juffrouwen, studenten die een boek lezen op een bankje, heel veel leuke hondjes en hier en daar de loslopende gek. Tussen het struikgewas scharrelen potentiële potloodventers en parkfappers. Maar ik ben hier niet om als een vieze man naar meisjes te gluren. Neen: all work, no play. Villa Torlonia was namelijk de ambtswoning van Benito Mussolini,

Van 1929 tot 1943 was de privéwoning (nu een museum) van Il Duce en zijn gezin (zijn vrouw Rachele en de vijf kinderen Edda, Vittorio, Bruno, Romano en Anna Maria). Mussolini accepteerde de uitnodiging van Giovanni Torlonia Jr. (een telg uit een roemrijk prinselijk geslacht uit Rome) om dit prestigieuze landgoed zijn thuis te maken. Mussolini woonde natuurlijk liever in het landhuis in Carpena, vlak bij zijn geboortedorp Predappio - dat ik deze week ga bezoeken - maar voor zijn werk moest hij in Rome zijn.  

Toen Italië in 1940 aan de oorlog deelnam, werden bij de villa drie ondergrondse pantserconstructies gebouwd om het regeringshoofd te beschermen tegen dreigende aanvallen van bovenaf. De bunkertoer is een aanrader, maar niet geschikt voor claustrofobielijders. Il Duce was niet geheel onterecht ietwat paranoia, al bombardeerden de geallieerden Rome niet, vermoedelijk uit respect voor de monumenten in de Eeuwige Stad. Met Dresden, destijds toch ook een pareltje, hadden ze minder moeite.  Ik heb het boek van Hans Woller gelezen en het beeld van Mussolini bijgesteld. Hij was bepaald niet de operettedictator zoals hij graag werd en wordt afgeschilderd door zijn fans. In het park staat ook de Serra Moresca,  een geweldig voorbeeld van oriëntalisme, een levensstijl die het Midden-Oosten zo leuk maakte, maar die door Edward Said en de mohammedaanse fundamentalisten is gesloopt en in deze tijd van woke mafklappers al helemaal ondenkbaar is. Smul maar even mee met de Turkse naakten van Ferdinand Victor Eugène Delacroix,  die heerlijk aan het badderen zijn.

Door naar het Palazzo Venezia. Het gaat mij vooral om het beroemde balkon, dat uitkijkt op het megalomane Pantheon. Het is moordend heet in de stad, een heksenketel vol kolkende massa’s van het goedkoopste soort toeristen, die als kuddes worden opgedreven naar al die monumenten, die ze zeer vermoedelijk geen bal interesseert. Reizen beïnvloeden iemands geestelijke toestand. Sommige toeristen in Rome, maar ook in Florence en Jeruzalem worden na een overdaad aan kunst prompt psychotisch. Sigmund Freud kreeg geestelijke problemen na het zien van de Akropolis in Athene. Er zijn talloze redenen voor het plotselinge instorten van toeristen: een onbekende omgeving, de aanwezigheid van vreemden, inactiviteit, een gevoel van eenzaamheid en een cultuurschok. En ze kunnen natuurlijk ook geveld zijn door reizigersdiarree, want de escherichia coli gedijt goed in warme landen. Psychiaters spreken van toeristen-psychopathologie. Geschiedkundigen noemen de religieuze pelgrim de voorloper van de moderne toerist. Het toerisme is in de plaats gekomen van de bedevaart. Secularisatie heeft religieuze symbolen en mystieke krachten in de mens vernietigd. En dan zijn er nog de inwisselbare rugzaktoeristen die louter in backpacker-Esperanto communiceren, een simpele taal met hoofdzakelijk bedragen en informatie over hostels, transport, spotgoedkope restaurants en absoluut onmisbare bezienswaardigheden. Het is een syndroom, een obsessie, een dwangneurose, een virus: lonelyplanetitis.

“Wat moet je toch met foute moffen en bruinhemden in Paraguay, met Salazar, met Franco en nu weer Mussolini, van Amerongen?” hoor ik de reaguurders verzuchten. Nou, dat soort verhalen schrijft zich vanzelf, amigos, en Italië, Spanje en Portugal zijn aangenamere reisdoelen in de tijd van de baas dan bijvoorbeeld het noorden van Schotland waar ik onlangs was. En reportages en essayettes over de geschiedenis van de christendemocraten en de sociaaldemocraten in West-Europa raak ik aan de straatstenen niet kwijt. Dat doet Bassie Heijne maar voor NRC Handelsblad. 

Wat Mussolini betreft had ik ook een georganiseerde reis kunnen maken, maar die is onbetaalbaar. Dan maar op eigen gelegenheid, zonder de nukken van een ongetwijfeld strontvervelend reisgezelschap, onberispelijk gekleed in zwarte hemden en kokette zwarte laarsjes.

Na deze verplichte nummers voor Europese Patriotten bezoek ik als ervaren necrotoerist de Cimitero Monumentale del Verano, waar Marcello Mastroianni, Vittorio de Sica Vittorio Gassman, Alberto Moravia en mijn jeugdheld Bud Spencer begraven liggen. Bud Spencer heette in het echt Carlo Pedersoli. 

Alberto Moravia behoort tot mijn favoriete schrijvers, vooral vanwege zijn boeken Boredom en Contempt. 

Aan het einde van de middag pak ik de trein van Rome naar Forlì, een mij volstrekt onbekend stadje, maar volgens de kenners het summum van fascistische architectuur. Ik hou er wel van, net zoals ik de Estado Novo-stijl van Salazar mooi vind. En sommige dingetjes van Speer mogen er ook wezen. In Amsterdam kende ik heel veel antifascistische nichten die keurig op D66 stemden, maar dol waren op de beeldjes van Arno Breker

Voor de echte Feinschmecker die alle die fascistische meuk eens op hun gemakske willen bezoeken, hier een prima leidraad voor een verfrissende kunstwandeling door Forlì. 

De trein passeert de Rubicon-rivier. Wie kent hem niet! Ten tijde van de Romeinse Republiek was de Rubicon een grensrivier tussen Latium, dat door de Senaat werd bestuurd, en de Romeinse provincie Gallia Cisalpina. Het was in de Romeinse wet vastgelegd dat een generaal met een staand leger de Rubicon niet mocht oversteken. Het riviertje is bekend doordat Julius Caesar en zijn legioenen in 49 v.Chr. de rivier zuidwaarts overstaken na de verovering van wat Gallia Transalpina zou gaan heten, waarmee de breuk met de Senaat een feit was. Een staatsgreep werd daardoor onvermijdelijk. Caesar sprak bij deze oversteek de illustere woorden Alea iacta est (de teerling is geworpen). Hieruit groeide de zegswijze: "De Rubicon oversteken": een betwistbare daad stellen die men niet kan tenietdoen of waarop men onmogelijk kan terugkomen.

Ik moet overstappen op het stationnetje van Falconara Marittima maar ben zo met mezelf en de zinloosheid van mijn bestaan bezig, dat ik gewoon vergeet uit te stappen. Tot ik het fluitsignaal hoor. Ik word steeds verstrooider en vergeetachtiger. Wie waren Alzheimer en Korsakov ook alweer? Net mijn pa, maar die was geheelonthouder. Zijn afkeer van drank was het gevolg van zijn ontgroening bij een studentendispuut in Wageningen. Hij moest enorme hoeveelheden jenever drinken en was bijna in een coma geraakt. Onder de kots en meer dood dan levend werd hij in een taxi gezet en naar het ouderlijk huis gereden. Zijn vader had hem met een broekriem net zolang afgeranseld tot hij weer nuchter was. Het enige dat pa over zijn studententijd en de ontgroening kwijt wilde, was dat hij een ondergescheten plee met een tandenborstel schoon moest schrobben. 

Met mijn wandelschoenen in de handen en mijn rugzak half over de rug, haast ik mij half struikelend het perron op, waar de boemel naar Forlì op het punt van vertrekken staat. Ik voel me net een seniele bejaarde gek. Dat struikelen heb ik al mijn hele leven, mijn opa zei dat ik rolbenen heb. 

Naast mijn hotel in Forlì is een jazztent waar ik ‘s avonds een kopje thee en een salade nuttig. Buiten aan de muur van de kroeg hangt een bordje: Chet Baker trad hier een eeuwigheid geleden op, vermoedelijk het belangrijkste wapenfeit van Forlì sinds de val van Mussolini. 

Ik was bij het legendarische concert van Chet Baker in de Kroeg in Amsterdam, op oudejaarsavond 1987. Een curieus optreden. Daarom maar dit geweldige concert in Nederland in 1975, waar hij nog lekker fris toetert.

En deze langspeelplaat van Chet mag er ook wezen. Met de legendarische saxofonist Paul Desmond! En dan zijn de booze en de dope niet ver weg: Desmond enjoyed reading works by the thinkers of his generation like Timothy Leary and Jack Kerouac, also dabbling in some LSD usage. He was known to have several addictions, including Dewar's Scotch whisky and Pall Mall cigarettes. In the 1940s and 1950s, Desmond frequently took amphetamines, and in the 1970s, he was known to use cocaine. Desmond died on May 30, 1977, not of his heavy alcohol habit but of lung cancer, the result of his longtime heavy smoking. Never without his humor, after he was diagnosed with cancer he expressed pleasure at the health of his liver.

Vrijdag 26 mei

Om 6 uur op zoals altijd, want: il mattino ha l'oro in bocca

Om half tien heb ik afgesproken met Domenico Morosini en Adele Grana, de eigenaren van Villa Carpena, het familiehuis van de Mussolini’s. 

Ruim op tijd begin ik te wandelen, maar er is een probleem: zodra ik Google Maps gebruik, gaat alles mis. Na 20 minuten ben ik weer terug bij het hotel. Ik heb als een volslagen debiel rondjes gelopen door de stad. Hoe deed ik dit vroeger, zonder telefoon en met enkel plattegrond en landkaarten, die uit elkaar scheurden in de wind? 

Uiteindelijk pak ik maar de bus naar Carpena, stap uit in een non-descript gehucht, en vanaf daar is het nog 20 minuten lopen. Een heerlijk landweg, langs notenbomen, fruitbomen en wijnranken. Bella Italia! Het is al zinderend heet ondanks het vroege tijdstip. Ooit stond ik te liften in een soortgelijk decor in de buurt van Modena en in de berm stond een stokoude hoer. Ze grijnsde voortdurend naar mij met haar gehavende gebit, maar mijn budget stond een kommersjeel pompertje niet toe, ook al was ze vast niet duur. Want binnen de twee uur dat ik daar stond, had ze minstens 15 klanten afgewerkt. Dan stopte er een autootje, stapte ze in, reden ze naar een zandpad achter wat bomen en struikgewas en klaar was Kees. Ze had een handdoekje bij zich en daar veegde ze ostentatief haar doos mee droog, terwijl ze smakelijk naar mij lachte.  

Altijd als ik over dit soort weggetjes wandel, komen er van 2 verschillende kanten auto’s aan. En altijd kruisen ze elkaar precies daar waar ik sta. Ik snap daar niets van. Nu gebeurt het ook weer, met de bijkomende moeilijkheid dat een boer op een tractor hoog bermgras maait met levensgevaarlijk ziedende messen, waar ik niet langs durf te lopen. Er vindt een opstopping plaats, ik ben ongeduldig, want ik wil op tijd op mijn afspraak zijn in Villa Mussolini. Ik loop het weiland in, zie niet hoe diep de greppel is omdat die overwoekerd is en donder op mijn snufferd. Mijn broek is nu helemaal vies. Seconden later grijp ik intuïtief naar het borstzakje van mijn overhemd. Daarin zit altijd mijn bankpasje. Dat is weg. Ik schrik, want zonder dat pasje ben ik de sjaak en ik heb maar 80 euro op zak. Ik heb nog 5 dagen te gaan in Italië. De boer is inmiddels verder gegaan met maaien, overal ligt gras. Ik zie mijn pasje niet en raak in paniek. Zwetend als een rund stroop ik het weiland af. Nu komt ook de boerin helpen, die op een afstandje stond te kijken. Ik voel me een totale imbeciel, zwetend en puffend op mijn knieën in het weiland. Weggaan kan niet. Blokkeer het pasje, zegt de boerin. Dank u, mevrouw. Ik baal dat ik te laat ben voor de afspraak. Ook dat nog. Dan zwaait de boerin met het pasje, op een heel andere plek dan waar ik zocht. Ik ben echt aan het dementeren. Een half uur te laat kom ik, helemaal bezweet, met een vuurrode kop en mijn goeie goed helemaal vies, aan bij de Villa. Domenico Morosini en zijn vrouw Adele Grana staan mij op te wachten bij de poort van het schitterende landhuis. Ze groeten mij door mij bij de onderkant van de pols te pakken, in plaats van de hand te schudden. Ik denk eerst dat het een soort anti-covid-dingetje is, maar het blijkt een onderdeel van het Romeinse groeten te zijn. 

Ik moet ineens weer denken aan de quenelle (de omgekeerde Hitler-groet) van Dieudonné M'bala M'bala, de extreem-rechtse cabaretier die het geluid van een gaskraan nadeed op het podium als het over Joden ging. Wat is er met die mafkees gebeurd? 

Ik krijg een uitgebreide rondleiding van de charmante Adele, type van achteren lyceum, van voren museum, en ze laat mij met tranen in de ogen de wijnkelder zien. De recente zondvloed ging niet voorbij aan de villa en het water steeg tot 1 meter hoog in de kelder. Het spookt sowieso in het huis, fluistert Adele. Ze brengt mij in haar sportwagentje naar Forlì, wil met mij lunchen en mij daarna wegbrengen naar Predappio, maar ik heb niet zoveel behoefte aan contact vandaag. 

Op de weg naar Predappio  is een ongeluk gebeurd, precies op de plek waar het asfalt is weggeslagen door het water. Twee auto's op elkaar gebotst. Het duurt een uur voordat we eindelijk in Predappio zijn.

‘s Avonds kijk ik in mijn knusse kamer in Le Villette naar docu’s over Mussolini, en met name over zijn relatie met Hitler, waarin hij als de zwakke broeder werd behandeld. Franco en Salazar waren eens stuk slimmer dan Mussolini en hielden afstand van der Führer. De klassieker 1900 van Bernardo Bertolucci heb ik twee keer gezien, in zijn geheel in The Movies in Amsterdam. Ik logeerde eens bij de kunstenaar Guus van Eck in de Po-vlakte. Hij woonde in een vleugel van de hoefijzervormige boerderij waar 1900 deels is opgenomen. Een waanzinnige en spookachtige plek. We zaten ‘s avonds op zijn terrasje wijn te slobberen en keken uit op een verlicht raam waar de nonna op sterven lag. Kinderen en kleinkinderen kwamen afscheid nemen en ik moest heel erg denken aan Charles Aznavour

Ils sont venus, ils sont tous là

Dès qu'ils ont entendu ce cri

Elle va mourir, la mamma

Ils sont venus, ils sont tous là

Même ceux du sud de l'Italie

Y'a même Giorgio, le fils maudit

Avec des présents pleins les bras

Tous les enfants jouent en silence

Autour du lit, sur le carreau

Mais leurs jeux n'ont pas d'importance

C'est un peu leur dernier cadeaux

À la mamma

Zaterdag 26 mei

Predappio is een heerlijk saai bergdorp waar het overal naar jasmijn ruikt en dat geheel draait op het geboortehuis van Mussolini. In alle vroegte bezoek ik eerst de enorme tombe van de Mussolini’s, die bewaakt wordt door zeer streng kijkende zwarthemden. Er kan geen lachje van af. Door naar het geboortehuis van Mussolini, waar Rita, een zeer enthousiaste dame werkt, die zowaar goed Engels spreekt, een zeldzaamheid in deze regio. Mijn avontuur in het heerlijk knullige museum, leest u later in een aflevering van Europese Patriotten.

Zondag 27 mei

Pinksteren. Bus van Predappio naar Forlì.  Onderweg zie ik een bordje: Firenze - 100 kilometer. Florence maakt een stroom van herinneringen bij mij los: een rampzalige honeymoon met mijn toenmalige vrouw Edith. Ik had afgesproken met Edith in Straatsburg, waar het EP de laatste zitting van dat jaar had en vanaf daar zouden we doorreizen naar Florence, waar we zouden logeren  in het huis van Rick van der Ploeg, ex-minister en toen professor aan  de Erasmus-universiteit  van Florence.  Of ik nog even een baaltje wiet kon scoren, vroeg Edith, bij haar favoriete koffieshop aan de Hoofdweg in Amsterdam-West. White Russian, Skunk, Amnesia en nog wat. Ik haat softdrugs, word er misselijk en paranoia van. Ik nam eens een haal van een van haar toeters en heb een uur op de grond gelegen. Lekker versteend. Pedrado, zoals de Portugezen zeggen. Het baaltje wiet stonk als de neten en ik stond geen moment stil bij het drugsbeleid van de diverse landen die ik moest passeren. In Straatsburg hadden we een kerstdiner van de Engelse socialisten, in dat naargeestige filiaal van het Europees Parlement. In die verschrikkelijke bunker moest iedereen van de Engelsen, die volkomen starnakel waren, meedoen aan de polonaise nadat The twelve days of Christmas was afgewerkt. 

Ik was destijds ook niet de beroerdste, dus ik hobbelde mee in die sliert van het menselijk tekort. Kneep er ineens iemand in mijn kont! Dat was ik wel gewend maar ik draaide me toch even om: bleek het Max van den Berg te zijn, met een hoedje, een toetertje, een vuurrode gok en confetti in de baard... Hij dacht dat ik een vrouw was. Die avond hoorde ik van de Britten dat de “Raspoetin van het Noorden” een gevreesde billen- en borstenknijper was. Tijdens de zoveelste kabinetsformatie van Paars stuurde Raspoetin de hele dag sms'jes en belletjes naar Den Haag: zeg, jongens, ik ben beschikbaar als minister hoor! De PvdA wilde hem niet, en dat is veelzeggend. Maar Max van den Berg dook vervolgens overal weer op. Het is net herpes: het is een jaartje weg en dan plotseling heb je het weer, in je oog, op je schaamlip, onder je voorhuid, en het jeukt maar, en het jeukt maar... en krabben helpt niet.

Nog wezen stappen Les Aviateurs, waar de Eurocraten uit hun bol gaan. Gruwelijke toestanden, met geen pen te beschrijven. ‘s Anderendaags de trein naar Florence, via Basel. Nix aan de handa, tot we de Zwitserse grens waren gepasseerd en de Italiaanse douane binnenkwam, met zonnebrillen, snorren, etcetera. En een drugshond. Die begon meteen vrolijk te blaffen en liep richting het koffertje van Edith, in het bagagenet. Bello had zijn plakje salami verdiend. “Van wie is de koffer?!” snauwde een snor. 

“Van mij van mij,” riep Edith enthousiast. 

We mochten meteen mee naar het douanekantoor. Ik siste tegen Edith: “Laat al je EU-pasjes zien, dat is je enige redding…” 

“Nee…” zei Edith, “ben je gek?”  

“Ok, dus jij wilt brommen voor een baal wiet?” Dat wou ze dan ook weer niet. Na veel geouwehoer smeet ze haar EU-papieren op de tafel. Letterlijk smijten. Het hielp, want we mochten verder reizen. Zonder de wiet. Edith riep nog tegen de snorren: “Mag ik mijn wiet terug? Die heb ik nodig, anders kan ik niet slapen!” Maar ik trok haar mee. En toen  begon de ellende, want zonder wiet geen vakantie voor Edith. Rick haalde ons op van het station, we hadden drie uur vertraging. Rick is een wat merkwaardige, zeer charmante snuiter, onmiskenbaar het product van een Engelse moeder. Nerdy dus. Hij vertelde ons dat hij een week eerder Katja Schuurman over de vloer had. Die had hem benaderd, hij had geen idee wie het was en waarom ze hem wou spreken. Het was in de middag en ze zoop een halve fles grappa op, zei Rick, vol ongeloof. Hij woonde in een prachtig huis, met in de bibliotheek een halve meter gidsen voor naaktstranden, wereldwijd. Edith vroeg hem onmiddellijk bij aankomst op het perron of hij goeie wiet kon scoren. Rick dacht van niet, al kende hij een schimmig buurtje in het hart van de stad waar het wemelde van de naffers en de personen van kleur. Edith thuis afgezet, wij op boevenpad. Alleen maar nep-hasj, wel veel heroïne, maar dat kwam mij even niet uit, zo rond de kerst. Rick zei tegen Edith: “Ik  heb wel oregano en tijm in mijn keuken, kan je dat niet roken?" 

Ze ontplofte. En toen brak de hel los. Er was geen land met haar te bezeilen. In de nok van de rode koepel van Filippo Brunelleschi - we moesten toch wat aan de cultuur doen - dreigde ze te springen. “Doe maar!” riep ik, want  ik was er klaar mee. De volgende dag heb ik haar op het vliegtuig naar Amsterdam gezet en werd de flitsscheiding in werking gezet.

Enorme Pinksterdrukte op het station van Forli. Geen treinen naar Verona door de overstromingen. Wel de bus naar Faenza, daar de RVC (Regionale Veloce)) naar Bologna, daar de trein naar Verona, en daar de bus naar Salo. Het circuit van Imola ligt tussen Faenza en Bologna. In Faenza merk ik voor het eerst iets van de drie dagen nationale rouw. Alles is gesloten. Duizenden mensen op straat in laarzen, met bezems en andere instrumenten om de enorme puinzooi op te ruimen. Indrukwekkend.

Op 2 augustus 1980 vond er een bomaanslag plaats op het treinstation van Bologna. Niet lang daarna was ik in Bologna. Toen kwam het wel heel dichtbij. Het was de zwaarste naoorlogse aanslag in de Italiaanse geschiedenis. 85 personen kwamen om het leven. Meer dan 200 mensen raakten gewond. De aanslag wordt toegeschreven aan de extreem-rechtse en met de P2-loge verbonden Nuclei Armati Rivoluzionari (NAR). Die hebben echter zelf altijd hun betrokkenheid ontkend.  

Het station is nu één groot labyrint, om gek van te worden. Spooky, met Stanley Kubrick-plees. In een van de restaurants neem ik, clichématig als ik ben, de bekende dis. Er heerst een enorm misverstand over de Bolognese-saus, namelijk dat het een tomatensaus met gehakt en groenten naar keuze is, en dat het traditioneel wordt gegeten met spaghetti. Deze bereidingswijze komt niet overeen met de keuken van Emilia-Romagna en is voor veel Italianen dan ook een doorn in het oog. De burgemeester van Bologna heeft in het verleden zelfs woedend gebruld  dat spaghetti bolognese helemaal niet bestaat. Het traditionele gerecht heet namelijk ragù alla Bolognese en bestaat uit een vleessaus die meestal opgediend wordt samen met tagliatelle. Ragù alla Bolognese wordt in Italië nooit opgediend met spaghetti.

Weer een nieuw kaartje kopen, voor de boemel naar Desenzano del garda, en daar weer een bus. Pinksterzondag, een absolute nachtmerrie voor openbaar vervoer in katholieke, zuidelijke landen. Ik zit nu al drie uur dienstregelingen te bestuderen in het schattige haventje van Desenzano, er gebeurt niets en er komt niets. Veel Italiaanse ouders met puberende dochters in hot pants, likkend aan ijsjes. En veel Schotten en Ieren, wat moeten  die nou weer hier? Ga zuipen in Portugal, dat scheelt een slok op een borrel. Een eeuwigheid geleden was ik aan het Gardameer. 

Naast mij zit een verbrand stelletje, niet bepaald uit de hogere klasse van Ierland. Ik heb het met ze te doen, niemand kan ze helpen, de man kijkt radeloos op zijn telefoontje. Ik besluit te gaan lopen naar Salo. In de hitte, met mijn rugzak. De volgende dag naar de Vittoriale degli Italiani, het schitterende monument dat Gabriele d’Annunzio voor zichzelf liet bouwen.

Reaguursels

Dit wil je ook lezen

De Bolle Gogh: een bruisende biografie over de Hemelse Roker

De Bolle Gogh is een rollercoaster. De biografie dendert bijna 700 pagina’s onvermoeibaar door, net als het leven van Theo. Ik ben van dezelfde generatie als Theo en het boek is een feest der herkenning voor iedereen die met name de jaren tachtig in het - toen nog - zo lekker gore Amsterdam heeft meegemaakt.

@Arthur van Amerongen | 13-01-24 | 21:30 | 658 reacties

Arthur van Amerongen - Soep van de Week: Eric Smit en Akwasi verklaren de oorlog aan Musk

Nieuw op GeenStijl: Arthur van Amerongen soept door de hete teeks van deze week in zijn nieuwe rubriek Soep van de Week, vandaag tevens ook Stamcafé. Vanaf nu: iedere week!

@Arthur van Amerongen | 10-01-24 | 21:50 | 505 reacties

Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (52)

“Meneer van Amerongen: steek uw Annus Horribilis maar in een geheime opening waar de zon nooit schijnt!” (tevens Stamcafé)

@Arthur van Amerongen | 03-01-24 | 22:15 | 458 reacties

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.