achtergrond

Geenstijl

login

word lid

nachtmodus

tip redactie

zoeken

Annus horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (8)

Renaissancevloot meert aan bij de Don

Dit stuk in een halve minuut:

Kijk, dat is nou nog eens een fijne service voor mensen die lezen haten!

- Pas op voor de kleptomane hoeren in Olhão

- Fiets gestolen in Olhão? Bel Tuur.

- De column des doods

- Post van A.H.J. Dautzenberg

- Thierry Baudet op campagne in de Algarve

Woensdag 22 februari

Amices! Ik spel natuurlijk altijd alle reacties onder mijn Annus Horribilis. Noem het een stukje onzekerheid. Niets menselijks is mij vreemd, en bovendien steek ik er soms iets van op. Neem nou reaguurder Gato, die mij een hart onder de riem stak.

Wel AA dat viel dus mee, Rug gebroken, heb ik ook, plus vernauwing op 2 plaatsen en nog twee dingen en hernia lumpus. Hier in Spanje, ga naar neuroloog, die spuit zo een 150 in je onderrug, doet een beetje pijn, maar je krijgt eerst een ruggenprik. Daarna 150 spuiten boven in je onderrug. Geen last van benen, mooi, anders 8 prikken erin, dan gil je het uit van de pijn, alles wordt op camera gevolgd, want ze prikken in je zenuw, dus moet met camera. Maar waarom ben je niet in zo een CRI gegaan, of hoe dat heet, want dan kunnen ze je hele rug zien , krijg je een mooie foto en CD, ziet de neuroloog wat je hebt. Je lever zorgt dus voor je hoge bloeddruk, krijg je pillen, die ik niet inneem. Je zal het niet lezen, maar misschien anderen die rugpijn hebben. Slaap lekker allemaal.

gato

Kijk, daar heb ik wat aan. Ik weet niet wat een 150 is, maar het klinkt goed. Ben ook wel een beetje klaar met de paracetamol. Mijn geneesheer Rob, die tijdens werkzaamheden aan zijn huis door het dak donderde, brak ook van alles en nog wat en raadde mij kurkuma aan, en dan wel de sterke variant, dus niet dat poeder dat ik met nog een paar kruiden in mijn curryvijzel stop. Misschien kan ik die zooi wel snuiven, maar dan loop ik de hele dag met een purpergele neus en ze vinden me al zo’n rare in de Algarve.

Maar er wordt ook veel gemopperd door de reaguurders. Neem nou Kattie: 

Olhão : wat een dump is dat. Had er paar jaar geleden zogenaamd “authentiek vissershuisje” gehuurd, eigendom van een Nederlander. Bleek ergens in een afgelegen donker straatje te liggen. Ook in huis kwam nooit zonnetje met donkere achterplaats. Na een dag was de huurauto al opengebroken. Andere auto gekregen. Idem dito. Niet dat er wat in lag maar kostte me wel eigen risico van 300 euro en uren bij de politie om verplicht aangifte te doen.

Kattie

In zo’n geval kan je het beste mij even contacteren, Kat. Ik heb kennis aan een groot deel van de gebruikers in Olhão en tegen een kleine vergoeding weet ik meestal wel de geleende fiets of e-bike terug te vinden. En verder geldt de oude volkswijsheid: goedkoop is duurkoop want als ik “authentiek vissershuisje” lees, gaan alle alarmbellen rinkelen. Net als wanneer ik lees: tweedehands auto te koop, stond jaren in garage van oude dame. Volgende keer dat knusse huissie een half uurtje googelen, dat bespaart je een boel vakantieleed. 

Nog even wat mijn stadje betreft: Nederlanders spreken Olhão uit als Ohjajoh, Oliejajoo, Ohalo en Aloha, terwijl het gewoon Oljauw is. Zowel the New York Times, de Guardian als the Vanity Fair schreven dat Olhão het best bewaarde geheim van Portugal is. Het schattige stadje wordt dus overspoeld door toeristen. Toen ik hier elf jaar geleden neerstreek, lag Olhão op zijn gat. Alles stond leeg, de crisis had er flink ingehakt. Een vissershuisje van drie verdiepingen kostte toentertijd 50.000 euro, nu het viervoudige. Gentrificatie! Heel veel meneren van de verkeerde kant - van die supertruttige Franse en Nederlandse setjes - openen hier boutiquehotelletjes. There goes the neighbourhood, want de junks en de stoephoeren worden verdreven uit het oude centrum en wijken uit naar de periferie. Tip van Tuur: check de benzinepomp tegenover visconservenfabriek Faropeixe. Dag en nacht open! Vraag naar Sonia Analia.

Olhão ruikt naar altijd vis, sinaasappelbloesem en rotte eieren. Als ik de zwavellucht van de stad ruik, weet ik dat ik thuis ben. Boze tongen beweren dat het nitratensoep is, met ingrediënten uit het riool dat rechtstreeks uitmondt in de door UNESCO beschermde Ria Formosa. Anderen beweren dat de stank wordt veroorzaakt door eb en vloed en rottend zeewier in het waddengebied. Er zit nog een typisch geurtje in mijn Olhanees geurenkabinet: de vislucht van Faropeixe die ik zojuist al noemde, de laatste visconservenfabriek van de stad. Het conserveren van vis in zeezout werd tijdens de ijzertijd op het Iberisch schiereiland geïntroduceerd door de Feniciërs, Grieken en Carthagers en later ook door de Romeinen. Eeuwenlang bleef gezouten vis de favoriete conserveringsmethode, maar toen werden drogen en roken langzaamaan populairder. Aan het einde van de 19e eeuw zette Ramirez, nu de oudste actieve conservenfabriek in Europa, fabrieken op in Setúbal en in de Algarve om sardines in olijfolie in te blikken. De pasteurisatiemethode werd ongeveer 10 jaar later geïntroduceerd en daarna werden er meer conservenfabrieken geopend, niet alleen voor sardines maar ook voor tonijn. Ooit telde Olhão maar liefst zestig visconservenfabrieken. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog was de behoefte aan blikjes vis als gevechtsrantsoen zo groot geworden dat ze non-stop in bedrijf waren. Het stadje werd steenrijk van de blikjes sardines die naar Duitse, Franse en Engelse soldaten gingen. De Avenida da República ademt nog iets van de grandeur van die gouden tijd.

Donderdag 23 februari

Het genre dat ik beoefen, bestaat niet meer in de Nederlandse media. Ik heb 1 groot voorbeeld: Anton Dautzenberg en zijn magistrale Ik bestaat uit twee letters. Ik vroeg aan hem hoe hij dat deed, met zijn dagboek. Hij reageerde meteen:

‘Je had wat mij betreft wel wat minder eerlijk kunnen zijn.’ Die impliciete terechtwijzing kreeg ik regelmatig te horen na het verschijnen van Ik bestaat uit twee letters, bijna vijf jaar geleden alweer. Ik probeerde in dat dagboek, een verslag van mijn vijftigste levensjaar, inderdaad zo eerlijk mogelijk te zijn, maar ik vraag me af of ik daarin ben geslaagd. Wanneer ik de nadruk leg op 'zo' en 'mogelijk', dan is het antwoord: ja. Of, minder vleiend: misschien.

Het is moeilijk om tijdens het schrijven volkomen eerlijk te zijn, misschien zelfs wel onmogelijk; onwelgevallige woorden drijven weg voordat ze zich aan het scherm kunnen hechten, laat staan dat ze zelfverzekerd het papier betreden. In mijn (nog niet gepubliceerde) novelle Rex-Rɘx komt de volgende dialoog voor:

‘Ben ik een dader? Vijf letters.’
‘De stem van het geweten spreekt vaak in tongen.’
‘Waarom geef je niet gewoon antwoord op mijn vraag?’
‘Ik stel liever een tegenvraag, bij wijze van antwoord. Waarom krijg je de waarheid niet op papier, waarom verdrinken de letters op datzelfde moment in de vloeibaarheid van de leugen?’
‘Ik weet niet of dat zo is.’
‘Heb je het wel eens geprobeerd? Vast wel. Je onderbewustzijn houdt de waarheid tegen, laat die hooguit in uiterst verdunde vorm de buitenwereld binnenwandelen. Ogen objectiveren immers meer dan oren.’
‘Ben ik een dader? Dat was mijn vraag.’
‘Je geweten spreekt. De onschuld van het hart voelt zich bedreigd. Of is het juist de schuld die zich meldt, de schuld die zich in het nauw gedreven voelt?’

Bij het schrijven van mijn dagboek maakte ik mezelf wijs dat het me lukte om de toekomstige lezer op afstand te houden, vooral mijn naaste familie, en daardoor om mezelf niet te censureren. Onzin natuurlijk. Ik vraag me af in hoeverre dat een (onbewuste) constructie was, en is – wenselijkheid. Ik schreef eerder, in 'Geestman': wenselijkheid en werkelijkheid delen elf van de dertien letters, een dekkingsgraad van 85% - in die resterende 15% gebeurt het, moet het gebeuren.

Maar wat is dat ‘het’? We proberen allemaal, ook zij die niet geletterd zijn, om van onze wenselijkheid werkelijkheid te maken, en vice versa, maar in hoeverre wordt dat proces gekleurd door oprechte eerlijkheid? En in hoeverre kleurt de buitenwereld mee? Ik kan daar helaas geen eenduidig antwoord op geven.

Terug naar de openingszin, de terechtwijzing. Die kreeg ik vooral in de Oostelijke Mijnstreek, in Heerlen en omstreken, het gebied waar ik ben opgegroeid en dat ruimschoots aan bod komt in Ik bestaat uit twee letters. In mijn jeugd was de buitenwereld daar belangrijker dan de binnenwereld, veel belangrijker – en eigenlijk is dat nog zo. ‘Wat moeten de anderen er wel niet van denken!’ Een mantra dat ik ondertussen kan drooomen. We leefden door de ogen van anderen, voor de ogen van anderen.

Niet dat ik me daar vroeger al te veel van aantrok, maar die centripetale blik heeft (mede daardoor) toch zijn sporen nagelaten; het grensgebied tussen binnen- en buitenwereld is niet voor niks uitgegroeid tot mijn belangrijkste literaire thema. Tel daar een ziekelijke verlegenheid en opwaaiende depressies bij op en mijn levensloop laat zich (grotendeels) verklaren – dankzij en dank zij het dagboek. Die haakjes zijn nodig, want ik ben gelukkig geen naturalist. Het lukt me vrij aardig om elke ochtend, soms middag, het leven met afdoende tevredenheid tegemoet te treden.

Sinds ik schrijf en publiceer, en vooral dus sinds 'Ik bestaat uit twee letters', ben ik relatief open geworden. Ik poets mijn aberraties niet langer weg, maar probeer er muziek bij te maken. Daarmee hoop ik mijn angsten te dempen en voldoende vrijheidsgraden over te houden om het bestaan zo aangenaam mogelijk te maken.

Het dagboek vormde in zekere zin dus een lakmoesproef: hoe eerlijk durf ik te zijn? Een therapiesessie die een jaar duurde. Het resultaat kan ik nog altijd niet goed beoordelen, ik heb het boek bovendien nooit meer teruggelezen, maar of het ‘eerlijk’ is? Ik blijf twijfelen.

En dus is het eerlijke antwoord: waarschijnlijk niet.

A.H.J. Dautzenberg

Vrijdag 24 februari

In deze barre tijden van wokeness is het genieten van middeleeuws voetbal in Atherstone. The Atherstone Ball Game wordt ieder jaar op Shrove Tuesday (vastenavond) gehouden. Echte kerels, waar vind je ze nog

Winkels in de stad zijn dichtgetimmerd. Het twee uur durende spel wordt gespeeld in de hoofdstraat van de stad, Long Street. Groepen spelers strijden om het bezit van een gigantische bal die speciaal voor de gelegenheid is gemaakt. Om 15.00 uur gooit een beroemde gast vanaf het balkon op de bovenverdieping van de Atherstone Conservative Club (plaatselijk bekend als de Connie) de bal de straat in. Het spel zelf heeft weinig regels, twee daarvan zijn dat het spel beperkt is tot Long Street en dat deelnemers niemand mogen doden. De winnaar wordt om 17.00 uur bekendgemaakt en de titel gaat naar de persoon die balbezit heeft wanneer het fluitsignaal klinkt.

Mijn maatje Teun Voeten komt met zijn Franse vriendin Veronique logeren in Villa Vischlugt. Avondje thuis bij de open haard, met karaoke. Chansons. Karaoke is de ideale therapie voor verlegen mensen, al dan niet met een minderwaardigheidscomplex. Er moet wel een drankje bij. Ik ben een laatbloeier, deed het voor de eerste keer (karaoke) in een hoerentent in Bamako, de hoofdstad van Mali. Ik was alle schaamte voorbij toen ik twee stomdronken Libanezen voor mijn ogen Dalida zag verkrachten. Ik goot mijn Safari in één keer naar binnen en gooide er op mijn beurt keihard en zonder haperingen Aline van Christophe uit. Dezelfde Libanezen zag ik de volgende dag hun centjes tellen in hun glimmende supermarkt vol truffels, beenhammen en champagne. Ik struinde de gay karaokebars van Buenos Aires, Rio de Janeiro en Asunción af. In de enige karaokebar van Ushuaia (Vuurland), werd ik door een horde dronken inheemsen bijna gemolesteerd na een uit de hand gelopen flirt van mijn toenmalige verloofde met de eigenaar van de bar.

Zaterdag 25 februari

Avondje doorzakken wordt meteen afgestraft. Flink pijn. Maar niet zeuren. Ik moet denken aan mijn oude vriend Albert de Lange, die adjunct was bij Het Parool. Hij was uitbehandeld en schreef een serie aangrijpende columns. Die verschenen in een boekje: Het is tijd

Dit was zijn laatste column.

Mijn bewustzijn is in m'n buik gaan zitten, zoals dokter Bart het zegt. Hij heeft gelijk. Kon ik tot dusver nog mijn geest boven mijn lichaam uittillen, nu wordt dat steeds moeilijker doordat de 'overload' aan kankercellen in mijn buikholte bezig is de macht over te nemen. Zwaardere medicatie is voorlopig het antwoord, en nog zwaardere binnenkort.

Het is tijd om wat akelige beslissingen te nemen. Die hebben we ruim een half jaar zien aankomen, maar ik heb die geleende maanden niet echt benut om alvast een beetje te wennen aan het idee van afscheid. Eerder schuif je het dagelijks voor je uit. Maar wat winst was, gaat nu op nodeloze verlenging lijken en de vraag begint zich serieus op te dringen: hoe lang ga ik door? Ik geef nauwelijks nog - ik krijg en ik neem.

Ik wil nu niet inleveren op de openhartigheid die ik hier heb betracht en ik zeg het maar zoals ik het voel: het wordt tijd om op te stappen. Er is geen winst meer te boeken, de achteruitgang is een dagelijkse trend. Wat dit in huiselijke kring betekent, hoef ik niet uit te leggen, daar kan ik ook niet zo goed woorden voor vinden - we hebben nog wat tijd nodig.

Ik zal niemand per se aanraden in het aangezicht van de dood een column te beginnen. Zeker, het heeft me waanzinnig veel gebracht, ik ben overspoeld met mooie brieven, bedolven onder mails, liefde en aandacht, en ik heb het graag gedaan. Het heeft betekenis gekregen.

Maar dat publieke sterven, zoals het is gaan heten, is niet bevorderlijk voor de intimiteit in kleine kring. Als iedereen (bijna) alles weet, bedreigt dat toch het exclusieve samenzijn en voor je het weet is de column zelf het thema, niet de situatie. Of je krijgt als auteur de neiging dingen via de band te spelen, in plaats van het gesprek te voeren.

Verpleeghuisarts en filosoof Bert Keizer, ik heb hier wel eerder op zijn wijsheid gewezen, noemde het publieke sterven onlangs een vorm van aandachttrekkerij. "Je wilt gehoord worden. Gelezen. Gezien. Iemand die in de laatste fase zit, vindt het prettig om met enige fanfare naar beneden te zoeven. Het is gedeelde smart. Het sterven wordt lichter als je er een missie van maakt."

Ik denk dat Keizer gelijk heeft. Toen ik op 12 oktober vorig jaar met deze berichten startte, had ik geen flauw idee waar ik aan begon. Het heeft z'n eigen dynamiek gekregen, met hier en daar zeker ook missionaire trekjes: niet eindeloos doorbehandelen, regel je wilsverklaring.

Misschien is het wel zo dat je er een lijn in brengt, waarnaar je in enige mate ook gaat leven. De noodzaak om je gedachten en gevoelens te formuleren, is een kracht richting verstandelijke beheersing.

Hier en daar is geopperd dat mensen zoals ik, de terminale aandachttrekkers, een ongewenste norm kunnen zetten; alsof iedereen maar fluitend en licht-ironisch het einde tegemoet moet treden. Er ontstaat, dat gaat vanzelf, inderdaad een voorbeeldfunctie, merk ik op uit de reacties, en het biedt mensen troost, dat is fijn. Wekelijks kermend over de vloer rollen - wat voor 'norm' is dat?

Volgende week staat er weer gewoon nieuws op deze plek. Het gesprek met dokter Bart wordt heel concreet en ik heb mijn zinnen nodig voor iets anders dan een column.

*Heb een mooi leven, dat is het beste. *

Zondag 26 februari

Off day, quality time met Car en de hondjes

Maandag 27 februari

Ik zag een bericht op internet over Thierry Baudet die met zijn fractie naar de Algarve komt. Eerste plek van bestemming: Castelo Branco. Dat is een teringeind van mijn hut. Met het openbaar vervoer - een van de grootste uitdagingen van Portugal - kost het mij bijna een hele dag. Nadia Duinker is in Malhadil neergestreken, even buiten Castelo Branco. De Groene Amsterdammer maakte een reportage over haar.

“De avond valt over Malhadil, een avond gevuld met veel drank aan een lange stamtafel onder de parasols van het basiskamp. Doorzakken in het gezelschap van Willem Engel, dat lag niet in de planning. Duinker steekt een paar jointjes op. Ook haar Zuid-Afrikaanse buren, van wie ze de elektriciteit voorlopig met toestemming aftappen, schuiven aan. Discussies waaieren vele kanten uit, van het coronadebat en de oorlog in Oekraïne via de ‘gestolen verkiezing’ van Donald Trump naar ‘grootschalige verkiezingsfraude in Nederland’. Als de parlementsverkiezingen van vorig jaar eerlijk waren verlopen, zo verzekert Engel, had hij minimaal één zetel gewonnen, die hij vooral zou hebben gebruikt om ontregeling in de politiek te veroorzaken. Hij is kort na de verkiezingen lid geworden van Forum voor Democratie (FvD), een partij met dezelfde strategie.”

Baudet voert de volgende dag campagne in de Algarve, ik ben uitgenodigd. Dat lijkt mij een betere optie. Mijn eerste grote klus in elf jaar correspondentschap.

In mijn boek Saudades schreef ik over Castelo Branco, een van de stadjes in Portugal waar ik nooit meer hoop te komen in dit leven. Als ik het teruglees, voel ik een enorme depressie opkomen.

De trein sukkelt Castelo Branco binnen. De plek waar mijn Portugese avontuur negen jaar geleden begon. Het stadje is opvallend druk en bijna vrolijk voor Portugese begrippen. Toen ik vroeger reportages maakte, had ik een vaste werkwijze: ik ging altijd naar de lokale krant en hoorde dan mijn collega’s uit over het wel en wee van hun standplaats. Dat scheelde mij veel tijd en research. Verder ging ik uren lopen, in de hoop iets merkwaardigs of iets vermeldenswaardigs tegen te komen. Meestal begon mijn reportage op stoom te komen in de kroeg.

Het grote probleem was de volgende dag, als ik wakker werd met een enorme kater. Nu sta ik dus droog. Ik heb de codes voor de toegang tot mijn hotelletje gesms’t gekregen. Binnen is het een soort van knus. Het trappenportaal hangt vol met witte doeken waarop gasten kreten hebben geschreven. Mijn kamer is een poppenhuis en ik waan mij in Madurodam: Als ik mij omdraai, valt er iets. Ik breek meteen een bedlampje. Soms denk ik dat ik aan een of andere geheimzinnige spierziekte lijdt want alles wat ik aanraak, valt uit mijn handen of gaat kapot. Ik heb veel ruimte nodig. Er is een bad maar er is geen stop. Ik heb geen halve tennisbal bij me, dus dan maar een prop wc-papier in het afvoerputje. Het bad is niet diep genoeg waardoor mijn buik boven het water uitsteekt. Op zulke momenten word ik heel verdrietig. De airco blaast alleen koude lucht en het is al steenkoud in mijn poppenhuisje. Ik heb als een gek op de afstandsbediening van de airco zitten drukken, maar de lucht blijft koud. Het uitzicht is waardeloos: ik zie een monstrueus flatgebouw dat voor de helft uit kantoren bestaat, verlicht door TL-buizen. Portugezen zijn dol op TL. Lekker goedkoop. De eigenaar van het hotel heb ik nog niet gezien. Ik ben nog meer uit mijn hum geraakt door de ongemakken in het kabouterhuisje en wil een bakje troost zetten. Er staat een piepklein en merkloos koffieapparaat met één capsule van het mij onbekende merk Cravo op een schaaltje ernaast. Cravo betekent anjer. Wat een stomme naam voor koffie. Ik moet de stad voor in capsules omdat ik panisch word dat ik moet tikken zonder koffie.

Portugal is heel overzichtelijk: er is altijd ver buiten het centrum een industrieterrein en daar vind je dan de Lidl of de Aldi, de Continente - die ik op opzettelijk altijd de Incontinente noem (zal wel door het leger Tena-dragers in de Algarve komen) - een bouwmarkt en een Sportzone. Zo ook in Castelo Branco. Gelukkig zit er een Minipreço in het oude centrum. Wat heet gelukkig, want het is de onappetijtelijkste supermarktketen van Portugal. Het stinkt er altijd en niet alleen naar stokvis. Dat is sowieso een euvel in Portugal, dat elke supermarkt naar stokvis stinkt. Dan sta ik voor de patisserie-afdeling en ruik ik gedroogde vis en heb ik geen zin meer in een pastel de nata. Na een half uur zoeken en alle soorten doosje te hebben opengemaakt in de treurige supermarkt, denk ik het juiste formaat te hebben gevonden. Tien capsules voor 5 euro, net zo duur als in het café. Weer ‘thuis’, kan ik het apparaatje op mijn kamer niet aan krijgen en na lang zoeken vind ik aan de zijkant een minuscuul knopje. Uiteindelijk gaat er een lichtje branden en wil ik de capsule in het apparaat schuiven. Dat gaat niet. Ik prop het ding er met veel geweld in (heb ik nou wel of niet ADHD?) druk de hendel - of hoe zo’n ding ook heet - naar beneden. Bijna breekt ie. Ik word zenuwachtig, want straks gaat de eigenaar boos worden omdat ik zijn goedkope Chinese kutapparaat naar de gallemiezen heb geholpen. Nu moet ik nog eten. Ik ben daar heel zorgvuldig in, bijna dwangneurotisch. Lang zoeken op internet. Niets overlaten aan het toeval.

Tripadvisor wordt altijd volgeschreven door betrokkenen van de negotie. Het wordt de Nepalees. In de Algarve werken veel gastarbeiders uit Bhutan in de landbouw en in de kassen. De Portugese regering heeft een speciale deal met het landje in de Himalaya, dat officieel Druk Yul heet. Het zijn in de regel vriendelijke, ietwat bedeesde mannetjes die goed Engels spreken. Ze werken vooral in Chinese restaurants omdat ze beter Engels spreken dan de Portugezen.

De Nepalees van Castelo Branco is vermoedelijk de gezelligste tent waar ik ooit at, op de Chinees in Bagdad na. Op Kerstdag, tijdens de Tweede Golfoorlog, at ik daar een verschrikkelijk maal. Echt mensonterend. In een vlaag van verstandverbijstering had ik Peking-eend besteld en kreeg een afgekloven karkas van een straatkat. Het was nog viezer dan de strontbaars vol graten die ze in de restaurantjes langs de Tigris serveren, als ’s lands culinair hoogtepunt. De Nepalees blijkt vooral een spotgoedkope bar voor buurtalcoholisten, maar ik moet toegeven dat het eten voortreffelijk is en de bediening zo attent en lief dat ik bijna ging huilen. 

De televisie in mijn hotel heeft minstens honderd zenders. Alleen maar bagger. Ik heb geen televisie thuis, wel een beeldscherm waarop ik Netflix kijk. Na vijf minuten zappen ben ik horendol. Uiteindelijk blijf ik steken bij History Channel, dat meestal over de Tweede Wereldoorlog gaat. Bij National Geographic Channel hebben ze altijd krokodillen. 

Portugese televisie is een drama op zich. Het nieuws is zo mogelijk nog slechter dan het staatsnieuws van de NOS, al is het wel betrouwbaarder. De kijker wordt in ieder geval aangesproken als een volwassene en dat is al heel wat. Om zes uur kijk ik graag naar een programma dat op Van Gewest tot Gewest lijkt, of op Ontdek je plekje. Het circus van de RTP strijkt dan neer in een gehucht en laat vervolgens allerlei boerinnetjes zien met streekproducten. Er is altijd wel een volksdans en veel boerenvermaak. Ik hou ervan, vooral vanwege de schitterende dialecten. De presentatoren zijn meestal zwaar homo of in ieder geval kastnichten, en de presentatrices ver over the hill en zo mogelijk nog valser dan hun collegaatjes. Ze spreken de boeren en buitenlui aan met een bepaald dedain wat je vroeger zag bij Fred Oster. Die had eens een meneer in zijn programma en die deed mee aan de marmottenrace, met topmarmot Albert Mol. De deelnemer kon duizend gulden winnen en Fred Oster zwaaide met het biljet voor de ogen van de verbouwereerde man: kijk eens, beste kerel, heb je ooit zoveel geld gezien?

Na een half uur zet ik de treurbuis uit en ruk ik mijzelf in slaap. De aangezichtspijn wordt er niet minder op. De volgende dag regent het pijpenstelen, een ware zondvloed. Ik heb geen regenjas of poncho bij mij. Carrie had me nog zo gewaarschuwd: neem dat ding mee.

Dinsdag 28 februari

Ik zal Thierry interviewen voor de serie Europese Patriotten, we hebben afgesproken voor een lunch in een schietclub. Car brengt me naar het station in Faro. Het verkeer in het stadje staat muurvast en ik mis mijn trein naar Algoz. De volgende trein gaat twee uur later. Dan maar naar de kapper. Na twee uur is er een wilde staking uitgebroken. Geen treinen meer. Op een drafje naar het busstation van Faro, waar ik nog net in de bus naar Albufeira kan springen. Die doet anderhalf uur over een kutstukkie van nog geen 50 kilometer. De moed zakt mij in de schoenen.

De ontknoping leest u zaterdag in de serie Europese Patriotten.

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.