Arthur van Amerongen - Enkele overpeinzingen bij mijn dood
Soep van de Week

Mijn uitgever vraagt regelmatig of ik die Grote Nederlandse Roman nog ga schrijven. Daar heeft de goede man een punt, want ik sta met één voet in het graf en voel de hete adem van Magere Hein in mijn nek. Ik antwoord in de regel dat ik het als broodschrijver veel te druk heb met mijn columns, dat ik geen enkele urgentie voel en dat ik helemaal geen onderwerp heb voor een roman, laat staan voor een gemakzuchtige novelette.
“En ik wil niet eindigen als Martin Bril,” voeg ik daar dan aan toe. In wat wel de meest vileine en naijverige lijkrede uit de geschiedenis van de Volkskrant moet zijn, schreef Bert Wagendorp: “Zelfs wanneer Brils zegetocht als succesrijk columnist begint, is er de voortdurende ondertoon van verlies en frustratie. Er stierf geen schelm maar een man toen Martin Bril overleed, een terneergeslagen, gedesillusioneerde man. Dat kwam door het voortijdige, wrede van zijn dood, maar niet alleen daardoor. Het had ook te maken met de mislukte zoektocht naar wat onvindbaar bleek, namelijk de grote kunstenaar in zichzelf. Met het feit dat hij de lat steeds lager was gaan leggen en genoegen had genomen met iets dat uiteindelijk nooit de bedoeling was geweest. Eind februari 2009 zit Bril met Barbara van Beukering, hoofdredacteur van Het Parool en de vriendin die hij uit de tijdschriftenwereld naar die van de krant heeft geholpen, in Café Wester in de Nieuwe Leliestraat. Bril weet dat zijn leven bijna voorbij is, en wat rest is 'schuld en schaamte'. De grote roman waarvan hij droomde, is ongeschreven gebleven, hij heeft zijn huwelijk verkloot en zijn twee dochters amper zien opgroeien: te druk met zichzelf, met het jagen op geld, roem en vrouwen, met het bezeten inhalen van verloren tijd. 'Ik ga dood en ik heb alles verkeerd gedaan', zegt hij huilend.”
Ik moet er toch niet aan denken dat een lolbroek van GeenStijl zulks over mij zou schrijven in een necrologie. “Tuur heeft de krekpijp aan Maarten gegeven en is gestopt met roken”.